Wil de echte meneer Ditzen nu opstaan?

Jacob Hinrichs verdiepte zich in het leven van de Duitse auteur Hans Fallada (pseudoniem van Rudolf Ditzen; Greifswald, 21 juli 1893 – Berlijn, 5 februari 1947). Fallada werd beroemd met zijn roman Kleiner Mann, was nun? uit 1932. In bijna al zijn werk schrijft hij, zowat dwangmatig, over zijn leven. Hij was een zwakke man wiens leven zich kenmerkte door een mislukt huwelijk, een dronken schietincident op zijn vrouw, verslavingen, opnames in psychiatrische inrichtingen en schipperen om de censuur niet tegen zich in het harnas te jagen. Maar hij was een geboren verteller, die een groot publiek wist aan te spreken door de eenvoud en zakelijke stijl die hij hanteerde. Daardoor wordt zijn (persoonlijke) dramatiek des te aangrijpender overgebracht. Ook modernistische tijdgenoten als Robert Musil en Thomas Mann wisten dat te waarderen.

Een boek wordt gemaakt door plot en stijl. Ook een autobiografisch relaas. Wat gebeurt er als je plot en stijl weghaalt, en je een boek hervertelt in een nieuwe montage (aangevuld met details uit brieven, dagboekfragmenten en ander literair werk) in een expressieve en associatieve stijl? En heeft dat dan nog wel echt te maken met Hans Fallada?

falladaHet antwoord is ja en nee. We lezen over hoe meneer Ditzen (de echte naam dus van de auteur) in de gevangenis wordt gezet. Daar overdenkt hij hoe zijn alcoholverslaving zich ontwikkelde en hoe hij tot een dronken schot op zijn echtgenote kwam. Zijn gedachten zijn verward; alles loopt steeds meer door elkaar. Hou je vast. Herinneringen aan andere problemen komen terug, zoals een schietincident uit zijn jeugd. Angsten spelen op: zo ziet hij zichzelf in een medisch college gepresenteerd worden als ‘appendix’; dat wat van hem over is als drugsslachtoffer. Het perspectief slingert van de tweede persoon (‘En langzaam word je tussen al die gekken zelf ook stapelgek’) naar de derde persoon en dan weer naar een alwetende verteller, die het verhaal besluit met de dood van Fallada. De hoofdstukken worden voorafgegaan door dierbeschrijvingen die als een soort emblemata aankondigen wat er gaat gebeuren. De tekeningen en kleuren maken het verhaal aangrijpend, verwarrend en onontkoombaar. Dit is wat de echte Ditzen beleefd moet hebben; dichterbij hem kunnen we qua verhaal niet komen.

Maar is het ook dicht bij de auteur Fallada? En bij hoe Jacob Ditzen zich met hart en ziel probeerde uit te drukken? Ik denk het niet. Het onderkoelde en zakelijke van de oorspronkelijke stijl is geheel verdwenen. Bewerker Hinrichs zegt in zijn verantwoording dat hij het personage Erwin Sommer (alter ego van Ditzen) – het begint hier nu wel ingewikkeld te worden met al die namen, pseudoniemen en personages, het lijkt verdorie de Max Havelaar wel) niet geloofwaardig vond. En blijkbaar heeft hij om die reden de zaak eens fors aangezet.

Het resultaat is een boek dat leest als een trein, dat een aangrijpende ervaring is van het leven van een drankverslaafde schrijver. Maar waarom lees je zo’n verhaal? Om te weten hoe drank meer kapot maakt dan je lief is? Of om te weten wie Fallada was? In het laatste geval zou ik zeggen: hij was minstens evenzeer zijn stijl als zijn levenswandel. En in deze mooie en compleet dicht gebouwde bewerking lees ik het omgekeerde van minder is meer…

Hanz Mirck

Jacob Hinrichs – Hans Fallada. De drinker. Vertaald door Anne Folkertsma. Extra, Amsterdam. 176 blz. € 24,95