Uitgekristalliseerde roman met een pulserende vorm

De diversiteit van de literatuur is de ware betoveringskracht. Je kunt overdonderd worden door een episch monument als Het achtste leven(voor Brilka) van de Duits-Georgische schrijfster Nino Haratischwili, een sage over zes generaties van een familie die de gehele, roerige vorige eeuw omvat, een bruisend vat vol verhalen waarin je je net als in de Russische klassiekers helemaal kunt verliezen. (Daarover ietwat later meer, 1270 pagina’s, klein corps.) Net zo goed kun je een knieval maken voor de volwassen, zeer originele benadering van de jeugdige schrijver Marek Šindelka in de caleidoscopische roman Anna in kaart gebracht of het krachtige, roerende Moeders zondag van de gelauwerde Graham Swift.

Je hebt direct een klik met een tekst, eigenlijk vanaf het eerste moment een tevredenstemmend onderbuikgevoel, zonder dat je direct kunt benoemen waarom precies. Het heeft met intensiteit te maken, met eerlijkheid, met subtiliteit wat taal en vorm betreft. Een groots boek is altijd compromisloos. Omvang in is dat kader volstrekt irrelevant. Vaak ben ik gelukkig van de Deense gigant Jens Christian Grøndahl (1959) beslaat 150 pagina’s en zou door sommigen dus een novelle genoemd kunnen worden. Het is een volwaardige, uitgekristalliseerde roman met een pulserende vorm, een uitgewogen opbouw en een vertelster die door haar eerlijkheid de emoties achter de woorden direct in je vastpint. Onuitwisbaar. Vanaf de eerste veelbetekenende regel.

Nu is jouw man ook dood, Anna. Jouw man. Onze man.

Ellinor is rond de zeventig en net weduwe geworden. De standvastige verzekeringsman Georg laat twee zoons na, een tweeling, in karakter, in benadering, in beroep elkaars tegenpool. Ellinor heeft vanaf het zevende jaar van de jongens voor ze gezorgd. Liefdevol, maar pas nu realiseert ze zich écht dat ze niet veel meer is geweest dan een surrogaat voor de biologische moeder. Ze heeft altijd wel een voorbehoud gevoeld, maar bedekte dat met de dagelijkse werkzaamheden van de zorgende vrouw en moeder. Ellinor is van huis uit gewend om lastige zaken diep weg te stoppen. Pas nu ze helemaal alleen is, durft ze de confrontatie met het beladen verleden aan.

De dood sluit de levenden op, uiteindelijk is de werkelijkheid onze vijand.

De hele roman is een bekentenis aan Anna, de biologische moeder van de tweeling, de eerste vrouw van Georg én de hartsvriendin van Ellinor. Iemand waarmee ze zich tot in de ziel verbonden wist en – en dat is de ware schoonheid van deze roman – nog steeds weet. Na verloop van tijd blijkt dat Ellinor het op papier zet, een relaas dat duidelijk niet voor andermans ogen bedoeld is. (Alsof – overigens net als bij Moeders zondag – de lezer uitsluitend dat privilege is gegund. Dat versterkt de subtiliteit en de verbondenheid met de tekst.) Je ziet Ellinor eerder bij de tombe van Anna staan, terwijl ze in haar hoofd een solografrede afsteekt. Vaak ben ik gelukkig is een tot op de kern eerlijke verklaring van een vrouw die weliswaar nog niet heeft afgedaan, maar toch haar taak als voltooid ziet en nog eenmaal zonder enig voorbehoud wil getuigen. Door Grøndahl mooi consequent van begin tot slot volgehouden.

Wat waren ze vol levenslust toen ze, twee stelletjes van in de twintig, in de Dolomieten gingen skiën. Ellinor, van eenvoudige komaf met weinig vakantie-ervaring, bleef achter als de ervaren afdalers Anna en haar eigen man Henning naar de hogere pistes gingen. Georg, de rustige goedzak, bleef meestal bij Ellinor in de buurt, deed samen met haar een rondje op de piste voor kinderen en beginners. Toen sloeg het noodlot toe. Een lawine, letterlijk en figuurlijk. Anna werd op de zwarte piste na een paar uur gevonden. Henning bleef voor altijd zoek.

Pas een krappe halve eeuw later laat Ellinor de waarheid werkelijk toe. De waarheid over Anna en haar man, beiden donkerharige wervelwinden, overvloedig, warm en levend. De rouw om Georg vermengt zich met de rouw omtrent de gebeurtenissen van lang terug. Het opent de mogelijkheid voor Ellinor om háár grote geheim te openbaren, te analyseren, met zichzelf tot op zekere hoogte in het reine te komen, met haar afkomst ook, met het verleden van haar moeder zelfs. De roman is doorspekt met ragfijne parallellen. Grøndahl zet de ‘besluitvaardigheid’ van de zoons en vooral van de ene schoondochter realistisch neer. Je krijgt plaatsvervangende schaamte van de betweterigheid van die generatie. Het indalen van het besef bij Ellinor van de vervreemding die plots tussen de voormalige huisgenoten optreedt, is zeer invoelbaar opgetekend. Het ongemak druipt van de gezellige rouwverwerking af, het ‘als een man dragen’ van de zware tijd door vooral de zoon die bankier is geworden en naar de pijpen van zijn rijke buitenwijkvrouw danst. Het is nadrukkelijk ook een botsing tussen rijk en arm, tussen achterbuurt en welstandswijk.

Wanneer ben ik een vreemde geworden? Ben ik dat altijd geweest?

Ellinor probeert oprecht te zijn, laat al haar twijfels zien. Is ze onrechtvaardig, gaat ze vooral gebukt onder zelfhaat, houdt ze zichzelf voor de gek? Kan ze alsnog begrip opbrengen voor haar eigen gemakkelijke acceptatie van het verraad van Henning en Anna? Ellinor nam vrij gemakkelijk haar kinderen en haar man over. Lijdzaam, net zoals ze in Anna’s trouwjurk in het huwelijk trad met Henning.

De manier waarop Ellinor de voorzichtige toenadering tussen Georg en haarzelf beschrijft, het aftasten, is uiterst subtiel, feeëriek. De titel zegt eigenlijk alles, daarin zit ‘het ongeluk’ verborgen, de dood in de lawine, maar evengoed ook de door een overdreven vrolijkheid gemaskeerde droefenis. De kunstmatige liefde die de mens van zichzelf doet walgen. De sluimerende angst, het geheim, het gevoel een buitenstaander te zijn, het onvermogen om ooit helemaal te kunnen doordringen tot een ander.

Vaak ben ik gelukkig drijft op het contrast, het maakt de complexiteit van intermenselijk handelen pijnlijk duidelijk. Tja, bij niemand loopt de binnenkant en de buitenkant altijd synchroon. Grøndahls heldere stijl, de subtiele manier waarop hij de broosheid van de mens beschrijft, zorgt voor een bitterzoet na-ebben.

Guus Bauer

Jens Christian Grøndahl – Vaak ben ik gelukkig. Vertaald door Femke Blekkingh-Muller. 152 blz. € 17,99.