Bonus tracks

Zeer gedetailleerd kijken en daar dan verslag van doen is een specialisme dat K. Schippers als geen ander en al zeer lang beheerst. Deze bloemlezing noemt hij zelf een autobiografie. In zeer Schipperiaanse zin dan, want wie wil weten wat hij van dag tot dag zoal beleefde moet ergens anders te rade gaan. Het is eerder de wereld in de loop der jaren door Schippers’ ogen gezien, met voor de liefhebber bekende onderwerpen. Kunst en cultuur van het modernisme spelen uiteraard een rol, net als jazz en nog zo veel meer, waarbij hij er een sport van lijkt te maken iedere gemeenplaats te vermijden en altijd een interessante invalshoek te vinden, maar wat het vooral bijzonder maakt is dat het ultimo draait om de vraag hoe je van kijken schrijven maakt.

Dat lijkt zo makkelijk, een schrijver schrijft immers vaak over wat hij ziet, maar meestal is het dan functioneel, ten behoeve van een roman, novelle, gedicht of kort verhaal. In schrijfweekenden wordt aanstormende auteurs niet voor niets geleerd dat beschrijvingen van bijvoorbeeld het uiterlijk van een personage liefst tot een minimum beperkt moeten blijven, de lezer vult de rest zelf wel in, vindt dat anno nu zelfs prettig. Voorbij is immers de tijd van de grote beschrijvers, die pagina’s lang veldslagen en uitgestrekte wouden en wat al niet voor het geestesoog van de lezer opriepen.

Schippers gaat juist weer een andere, nieuwe richting op, waarbij het kijken en het verslag daarvan doen in taal niet ondergeschikt is aan de mededeling, maar zelf de hoofdrol speelt. Doordat we door Schippers’ ogen kijken worden we ook zelf enigszins Schippers, en veel dichterbij kun je niet komen. Hij is daarmee zeker in de Nederlandse literatuur een buitenbeentje, dat we tussen alle modieuze en morgen weer vergeten interessantdoenerij met raar haar en suffe columnpjes met gemakzuchtige meninkjes op de voorpagina van een voorheen rooms-katholiek ochtendblad moeten koesteren.

Slechts één ding verstoorde mijn levensgeluk, en wel het volgende. Nadat de cd-speler op grote schaal zijn intrede had gedaan in de Nederlandse huiskamer, ergens in de jaren tachtig, kwam de vraag wat daarop afgespeeld zou worden. Velen, die het aan verbeelding ontbrak, besloten digitale versies te kopen van het krakende vinyl dat ze al in de kast hadden staan. Dat leidde ertoe dat de markt op enig moment verzadigd was. De platenmaatschappijen, dat waren vroeger bedrijven die muziek van artiesten op langspeelplaten, cassettes en later compact discs uitbrachten waar mensen dan geld voor betaalden, begrepen dat met het uitbrengen van louter nieuwe titels de goede oude winsten niet behaald zouden worden. Met het hergebruiken van oud materiaal was geen droog brood meer te verdienen. Daarop werd het fenomeen ‘bonustrack’ bedacht, exact dezelfde plaat die iedereen al twee keer had, aangevuld met twee of drie nummers die nooit eerder waren uitgebracht, vaak om zeer begrijpelijke redenen. De liefhebber die alles compleet wilde hebben greep toch wel naar de portemonnee. Daarmee begon een onzalige ontwikkeling, van complete extra bonusschijven tot kostbare dozen, met als persoonlijke favoriet van hoe ver kun je gaan in je hebzucht een stereomix plus de monoversie van één en dezelfde plaat. Op die manier werd aan hetzelfde materiaal meerdere malen verdiend. Lang leve het kapitalisme en de vrijheid van de consument om zelf te bepalen waar die zijn geld aan uitgeeft, dus geen probleem, maar het trof me toch onaangenaam dat deze bloemlezing werd aangevuld met zes niet eerder gepubliceerde verhalen. We zijn toch zeker de muziekindustrie niet!

Enno de Witt

K. Schippers – Tot in de verste hoeken; het grote kijkboek van K. Schippers. Querido, Amsterdam. 388 blz. € 22,50.