Cultureel erfgoed

In mijn jongere jaren, lang geleden, slingerde zich een lint van horecagelegenheden door het dorp, discotheken en bars waar wij destijds iedere vrijdag en dronken, dansten en ons eentonige lot vergaten, en de uitzichtloze toekomst die voor ons was weggelegd en met de dag angstwekkend dichterbij kwam, de eerste maandagochtend waarop we ons zouden melden bij de schipper van de schuit waarmee we het ruime sop zouden kiezen, koers Doggersbank en Lerwick. Onze zwerftocht begon in de Wurft Bar, een duister en afgeleefd hol in de kelder van een voormalige visserswoning, met als enige attractie dat het bier er jarenlang een gulden kostte, wat de uitbater vol kon houden door geregeld op kleinere glazen over te stappen, en eindigde in Boule Seven, een discotheek van de oude stempel, inclusief vloer met gekleurde aan- en uit knipperende lampen en een spiegelbal aan het plafond, gevestigd in een statige villa die ooit had uitgekeken over de Noordzee en het strand, tot de ramen aan de voorkant werden dichtgeplakt om het duister binnen te houden.

Als om één uur ’s nachts alles sloot en de burgertroep huiswaarts ging haastten wij ons hongerig door de donkere straten naar snackbar A&P, om nog net voor ook die de deuren sloot een broodje curryworst naar binnen te werken, op dat moment de perfecte combinatie van eiwitten, vet, suiker en koolhydraten, met als belangrijkste bestanddeel een kruidige saus op basis van tomaten, vol verre ondertonen van met specerijen beladen karavanen die traag door oneindige Aziatische woestijnen trokken, mannen in lange gewaden waaronder zij kromme, vlijmscherpe messen paraat hadden en harems vol besluierde vrouwen, alles in sterk contrast met het dieet van boterhammen, aardappelen, groenten, vlees, vla na waarop wij destijds overleefden.

De ene uitzondering op dat menu was de macaroni die iedere donderdag op tafel stond. De firma Honig bracht zakjes op de markt die weer waren verpakt in kartonnen doosjes, waarop de afbeelding stond van een dampende, smakelijke schotel en op de achterkant de zeer eenvoudige gebruiksaanwijzing: voeg een aantal deciliters warm water toe en schenk het geheel bij rul gebakken gehakt. Terwijl dat mengsel sudderde kon de macaroni, ook van Honig, net even voorbij al dente worden gekookt. Die werd vervolgens door de saus geroerd en we konden aan tafel.

De andere was het jaarlijkse bezoek, op Koninginnedag, aan Chinees-Indisch restaurant Ko Sing. Niet om daar te eten, dat was alleen weggelegd voor de maatschappelijke klassen boven ons, maar om van achter een loket een warme en geurige zak aangereikt te krijgen met daarin vooral veel nasi en bami, want dat vulde en was niet duur.

Chinees-Indische restaurants met loketten zijn er gelukkig nog steeds, al wordt het snel minder, want alles moet kapot en weg, en zelfs de firma Honig maakt nog steeds de zakjes in doosjes, voor als het leven weer eens te zeer doet, maar het gaat nu even over die curryworst. Het assortiment van een snackbar, ook al een verdwijnend fenomeen is sinds de goede oude tijd een kleine veertig jaar geleden eindigde grosso modo hetzelfde gebleven: centraal staan de patates frites, begeleid door een nucleus waarin kroket en frikandel figureren en doordat ik destijds nooit buiten het dorp kwam, omdat we daar niets te zoeken hadden en overal gevaar loerde, wist ik niet beter of de currywurst hoorde daarbij.

Contact met de buitenwereld hadden we overigens wel, doordat vanaf Goede Vrijdag tot begin september het dorp vol zat met Duitse badgasten, die merendeels werden ondergebracht in door particulieren als mijn ouders verhuurde kamers met ontbijt, de befaamde ‘Zimmer mit Frühstück’, zodat wij met het gehele gezin een zomer lang op zolder sliepen terwijl beneden ons de Duitsers stommelden en vreemde geuren verspreidden. Er waren reisbureaus die zich helemaal toelegden op het onderbrengen van de gasten, die vrijwel allemaal per autobus kwamen, want eigen autobezit was een uitzondering. Wij woonden aan het einde van de klim de duinen op aan de weg die rechtstreeks naar het strand leidde en stonden iedere Witte Donderdag op straat in oostelijke richting te kijken of de bussen er al aan kwamen. Het duurde dan nooit lang voor de trottoirs vol stonden met Duitse toeristen op zoek naar hun bagage en vervolgens hun gastadres, dat ze op een door het reisbureau verstrekt kaartje aan een touw om hun hals bij zich droegen. De eersten kwamen uit het westen van Duitsland. Als de ‘Berliner’, die de langste weg had afgelegd, binnen was wisten wij dat het seizoen was begonnen.

De tijden veranderden en dankzij een schenking van een edelman die anoniem wilde blijven kon ik het dorp verlaten om door studie mijn lot te verbeteren. Ik pakte een kleine plunjezak vol kleren en het enige boek dat ik bezat, Kerouacs Dharma Bums, beloofde mijn ouders dat ik zou bellen zogauw ik in de grote stad een telefooncel had gevonden, nam afscheid van mijn broers en zussen en goudvis Flipper, en stapte in de grijze NZH-bus, die me grommend naar het station bracht, waar ik in de dieselsneltrein naar de grote stad stapte.

In die nieuwe wereld vond ik al snel mijn weg. Mijn leven als middelbaar scholier ging vrijwel naadloos over in het bestaan van student en de grote stad beschikte ook nog eens over nog meer bars en discotheken, zodat mijn vrijdag- en zaterdagavonden er in grote lijnen hetzelfde uit bleven zien en ook hier eindigden in één van de vele snackbars die het uitgaanscentrum telde, met een opvallend verschil: waar ik ook vroeg, niemand kende de curryworst. Het verbaasde me destijds zeer. Ik gaf mijn studie eraan en ging van mijn pen leven, voor zover je het jarenlang in bittere armoe ploeteren voor een grijpstuiver zo kunt noemen, maar het raadsel liet me niet los, tot op een avond in november, het was bitter koud en de kachel was uitgegaan, maar geld voor briketten had ik niet, zodat ik twee nog door mijn moeder naar oud patroon gebreide zeemanstruien over elkaar droeg, ineens de doorbraak kwam en ik begreep waarom. Al die tijd had ik nagedacht over de reden waarom de grootstedelijke snackbars geen curryworst verkochten. Ik dacht aan een boycot, maar verwierp die gedachte omdat ik daarvoor geen reden kon verzinnen. Een afspraak tussen leveranciers dan, die onderling het land in onderscheiden afzetgebieden verdeelden die ze als exclusieve territoria bedienden, waarbij de grote stad wellicht onder een snacktycoon viel die de curryworst niet in zijn assortiment voerde.

Geen van de mogelijke verklaringen die ik bedacht kon me overtuigen, tot ik inzag dat de oplossing niet in de grote stad lag, maar in het dorp aan zee en de wetten van het vrije marktmechanisme. Het was niet zo dat de uitbaters in de stad een afkeer van de curryworst hadden, juist die in het dorp waren zo slim geweest om aan de behoeften van hun Duitse klanten te voldoen. Nadat er genoeg badgasten tevergeefs een curryworst hadden besteld stapte de eigenaar van A&P in zijn bestelwagen en reed hij naar Duitsland. Amper de grens overgestoken stuitte hij op een Imbiss die in grote letters currywurst aanbood. Hij bestelde enkele exemplaren en nam die mee terug naar de kust, waar hij ze analyseerde en na veel experimenteren zijn eigen, vrijwel natuurgetrouwe versie presenteerde, dezelfde curryworst die hij ons diep in de nacht voorschotelde.

Het is voor ons Nederlanders moeilijk te begrijpen waarom zoveel Duitsers met vakantie een hevig verlangen naar currywurst of curryworst ontwikkelden. Daarginds is het veel meer dan alleen een voedzame en smakelijke snack; het is cultureel erfgoed, met zijn wortels in de jaren kort na de oorlog, dat wereldwijd als zodanig wordt erkend, getuige de tal van artikelen die de internationale pers – toegegeven: meestal in komkommertijd – afgelopen jaren wijdde aan het fenomeen, dat op 4 september 1949 in de Berlijnse wijk Charlottenburg zou zijn uitgevonden door Herta Heuwer, die dankzij een zwarte deal een voorraad ketchup bemachtigd zou hebben, zich in haar eettent verveelde omdat het regende en ze geen paraplu had, en aan het experimenten sloeg. Op de plek waar haar bedrijf stond bevindt zich thans een gedenkplaat.

Alles aan de currywurst is geschiedenis. Zo was in het na de val van de Muur uitgewiste socialistische arbeidersparadijs gebrek aan alles en dus ook aan worstvelletjes, zodat de worsten daar minder knakkig waren; in de voormalige DDR zijn ze dat nog steeds. In Berlijn staat zelfs een heus Currywurst Museum, in de bijbehorende winkel kun je het zo gek niet bedenken of het is er te koop, tot en met een gegraveerde, metalen vorkje – een ‘pommes pieker’- om de bij de worst geleverde frieten mee te eten, in lederen foedraal met een gestileerde currywurst in blinddruk, en een porseleinen pendant van de gevouwen kartonnen bakjes waarop het gerecht traditiegetrouw wordt geserveerd.

Zoals het bij cultureel erfgoed hoort is er ook strijd. Niet iedereen is er ook van overtuigd dat de eerste currywurst werd bereid door mevrouw Heuwer. Een aanwijzing voor het niet kloppen van haar verhaal is dat 4 september 1949 een droge dag was. Het lijkt er ook op dat Heuwer, een schrandere zakenvrouw die haar saus patenteerde onder de naam ‘chillup’, de bijdragen van anderen aan het tot stand komen van de currywurst heeft verzwegen. Haar eerste poging, daar zijn de kenners het over eens, leek alleen in de verte op het latere product, werd geserveerd op aardewerk en een zacht broodje en het was geen braadworst maar een gekookte worst. Wat niet echt uitmaakt, volgens de Duitse expert Werner Siegert wordt een worst pas currywurst door de saus. Dè currywurst bestaat ook helemaal niet, in iedere stad en streek doen de Duitsers het weer anders, en traditioneel wordt schande gesproken van andere bereidingswijzen dan de eigen. In het Roergebied wordt de currywurst geserveerd met mayonaise, gyros en tzatziki. Van al die varianten werken de Duitsers er per jaar achthonderd miljoen weg.

De currywurst is intussen de beperkingen van de Imbiss ontgroeid. In supermarkten zijn pakketten te koop waarmee de huiskok zijn eigen worst kan bereiden. Twee jaar geleden heb ik daar een paar van meegenomen, maar thuis viel het resultaat toch wat tegen en ik denk ook niet dat behoudens nostalgische gevoelens een ouderwets broodje curryworst in een snackbar aan de Noordzeekust nog veel zou losmaken.

Op de website van de stad Hamburg staat: ‘Natuurlijk is de currywurst in Hamburg uitgevonden!’ Om meteen de link te leggen met Uwe Timms in 1993 verschenen, in 2005 in het Nederlands vertaalde roman en onlangs als midprice uitgekomen De ontdekking van de currywurst. Daarin bezoekt de verteller een oude vrouw, die de Hamburgse ontdekker zou zijn. Zij vertelt hem niet alleen hoe zij de currywurst ontdekte, maar ook dat ze een Duitse deserteur in huis opnam, die ze niet vertelde dat de oorlog voorbij was en hij niets meer te vrezen had, bang als ze was dat hij haar zou verlaten. Bij het lezen moest ik regelmatig aan Grass denken, en dan met name in de passage in De blikken trommel waarin Anna Bronski Koljaitsjek onder haar rokken verbergt en aardappelen voert, maar dat neemt niet weg dat Timm een bijzonder vermakelijk boek schreef. Het enige jammere, maar overkoombaar, is dat de eigenlijke currywurst in het boek wat aan de onderbelichte kant blijft, terwijl er toch zoveel interessants over te zeggen valt, maar dat is niet meer dan een door persoonlijke voorkeuren en motieven mijnerzijds ingegeven kanttekening waar u, lezer, zich niets van hoeft aan te trekken.

Enno de Witt

Uwe Timm – De ontdekking van de currywurst. Vertaald door Gerrit Bussink. Podium, Amsterdam. 172 blz. € 12,50.