Timms worsteling met fictie en werkelijkheid

Na het einde van de Tweede Wereldoorlog breekt in Duitsland een periode van grote verwarring aan. Het land ligt in puin en dient zich te voegen naar de structuren van de geallieerde overwinnaars. De Amerikanen stellen zich ten doel zo snel mogelijk de personen te vinden die het naziregime mede hebben opgebouwd. Niet alleen de militairen en politici, maar ook de wetenschappers en ideologen die op de achtergrond de nationaalsocialistische gedachte hebben vormgegeven.

Luitenant Michael Hansen, Amerikaan met Duitse wortels in dienst van de Psychological Warfare Division, krijgt de opdracht op zoek te gaan naar sporen van de illustere dr. Alfred Ploetz. Deze eugeneticus staat bekend als grondlegger van de rassenhygiëne, de door de nazi’s omarmde doctrine om het zuivere Germaanse ras te waarborgen. Een theorie die tijdens de oorlogsjaren voortvarend in praktijk werd gebracht. Ploetz blijkt in 1940 al overleden te zijn, maar Hansen komt in contact met een voormalige vriend en assistent van de duivelse professor. In een lange reeks gesprekken geeft deze Herr Wagner een uitvoerig verslag van de ontwikkelingen.

Daarmee heeft Uwe Timm een ietwat geforceerde raamvertelling neergezet. Hij plaatst de jonge luitenant middenin de chaos van diens overwonnen geboorteland, verleent hem de macht om verschillende zaken naar zijn hand te zetten en geeft hem inzage in een van de meest duistere praktijken die ten grondslag lag van het duizendjarige nazirijk. Die status, van overwinnaar en nieuwsgierige onderzoeker, maakt luitenant Hansen tot een twijfelachtig hoofdpersonage van deze roman. Hij verwordt tot het literaire vehikel dat het eigenlijke onderwerp van deze roman aan de oppervlakte moet brengen. Niet voor niets verklaart Uwe Timm in het nawoord dat hij decennialang naar een ‘geschikte epische structuur’ voor dit boek heeft moeten zoeken.

Resultaat van deze opzet is dat Hansen als geduldige luisteraar in een eindeloze terugblik van Herr Wagner verzeild raakt. Een boeiende herinnering die op gedetailleerde wijze de geschiedenis van de vooroorlogse eugenetica ontvouwt. Hoe ging dat in zijn werk? Wagner en Ploetz zijn in de tweede helft van de negentiende eeuw vanuit een doorwrochte socialistische opinie langzaam opgeschoven richting marxisme en het daarbij behorende maatschappelijke levensideaal. In navolging van de Franse schrijver Étienne Cabet van het utopische boek ‘Reis naar Icarië’ vertrekken ze naar Amerika om daar de door Cabet opgerichte Icarische gemeenschap te bezoeken. Hier wordt geprobeerd op kleine schaal een idealistische maatschappij vorm te geven met internationale bewoners die in alles gelijkwaardig zijn. Een sociaal experiment dat al snel door Ploetz wordt bekritiseerd als hij merkt dat de idealen van Cabet met voeten getreden worden.

Dr. Ploetz ziet in Amerika dat het ideaal om de mens te verheffen in zijn persoonlijke en sociale habitat niet bereikt wordt door een willekeurige groep mensen samen te laten leven. Er dient meer te gebeuren. Met zijn verzuchting ‘Er moet een biologische revolutie komen die de sociale aanvult!’ zet hij al aan het begin van de twintigste eeuw zijn eerste stappen op het pad van de eugenetica. Bijna als vanzelf begint hij theorieën te ontwikkelen om de schadelijke en minderwaardige aspecten van de mens uit te roeien. Eerst nog langzaam via de weg van de gemanipuleerde voortplanting, dan resultaatgerichter door de basis te leggen voor het euthanasieprogramma van de nationaalsocialisten.

En luitenant Hansen? Die zit vele lange uren aan de voeten van Herr Wagner om dit uitzonderlijke verhaal op te tekenen, terwijl hij verder, als verpersoonlijking van Timms ‘geschikte epische structuur’, rondstruint tussen de puinhopen van zijn pas ontdekte vaderland. Een Amerikaanse militair die in zijn dagboekfragmenten het overwonnen Duitsland in beeld brengt: kauwgom en sigaretten uitdelend, vrouwen het hoofd op hol brengend, voornamelijk lusteloos zijn diensttijd uitdienend. Ondanks het ‘fraterniseringsverbod’ – geen vriendschappelijke omgang met Duitsers – is hij vooral bezig de beeldschone Molly het hof te maken. Maar zelfs de gevorderde luxe cabriolet en de geconfisceerde motorboot doen haar niet overtuigd in zijn armen belanden.

Het zijn ongelijke werelden die Uwe Timm in Icarië getracht heeft samen te brengen. De boeiende maar veel te uitvoerige documentaire over het door dr. Ploetz uitgedachte ‘voorgeborchte van de hel’ wordt door de schrijver geforceerd tot één verhaal gemaakt met de gefictionaliseerde bewegingen van een onbevangen legerofficier. Timm heeft jarenlang op de eugenetische geschiedenis gestudeerd, het resultaat daarvan zou beter als enkelvoudig essay de wereld in gekomen zijn. In deze romanvorm is de balans tussen feit en fictie zo ver te zoeken dat het een noch het ander op de juiste manier uit de verf komt.

André van Dijk

Uwe Timm – Icarië. Vertaald door Gerrit Bussink. Podium, Amsterdam. 444 blz. € 25.