De advocaat balanceert magistraal op het dunne koord tussen tragedie en komedie, realistisch drama en metabeschouwing, slapstick en ontroering. Voortdurend refereert het stuk aan zichzelf en zijn niet geringe ambitie: Pfeijffer meets Shakespeare meets Pirandello in het Nederland van de 21e eeuw.

De loftrompet klonk vanavond weer als vanouds voor Ilja Leonard Pfeijffer die met zijn toneelstuk De advocaat de Taalunie Toneelschrijfprijs 2017 wint. De twee andere genomineerden waren Find me a boring stone van Rik van den Bos en De schaar van de tsaar van Freek Mariën. De prijs bedraagt € 10.000.

De Nederlands-Vlaamse jury van de Toneelschrijfprijs 2017 bestaat uit Nico Boon (acteur, schrijver, theatermaker), Nanette Edens (acteur) en Peter Anthonissen (dramaturg, docent). Cecile Brommer (dramaturg) is secretaris.

Over het stuk vermeldt het juryrapport:

De advocaat schreef Ilja Leonard Pfeijffer als huisschrijver van Toneelgroep Maastricht. Pfeijffer componeerde een loepzuivere en hilarische analyse van de steradvocatuur en van een maatschappij die een dergelijk, zeer bedenkelijk heldendom faciliteert.
Hoofdpersoon is de beruchte advocaat en televisiepersoonlijkheid Bram Moszkowicz. We zien hem in de nadagen van zijn roem, te midden van zijn al even beruchte
familieleden en personeel. Hij hoopt zijn carrière met een verrassende knal te kunnen beëindigen dankzij de grote strafzaak rond ‘De Neus’, en met behulp van de media.
De advocaat heeft de allure van een repertoirestuk, geschreven voor het Nederlandse taalgebied maar ook daarbuiten, geschikt voor heropvoering en lezing. Pfeijffer neemt het Nederland van nu als onderwerp, een land in de war over de eigen identiteit, in de overgang van een schijnbaar gekend verleden naar een nog niet gekende toekomst. Maar de relevantie van dit stuk is niet beperkt tot Nederland. In de figuur van Bram Moszkowicz komt een aantal van de meest wansmakelijke kenmerken van de
hedendaagse mens samen: aandachtsgeilheid, narcisme, morele onverschilligheid, pronklust en het gevoel boven de wet te staan. De auteur laat ons nadenken over de
plek en het belang van waarheid en werkelijkheid in de wereld van het recht, en daarbuiten.
De personages proberen continu hun leven te ensceneren. ‘Het bestaan is een schouwtoneel’, maar als jouw rol is vastgelegd, kun je dan nog aan de plot ontsnappen? Wat gebeurt er als je besluit niet meer met je eigen personage samen te vallen? De figuren zijn goed uitgewerkt en ontroerend, en hun taal is om van te snoepen. Het gevaar daarvan is soms een soort gladheid, maar daar gaat het stuk ook over. Juist de systematiek van de ‘verbloemende’ taal wordt blootgelegd. Soms zijn de dialogen zelfs zó grappig, dat je al bij lezing hardop lacht. En wat de personages niet in woorden gezegd krijgen – het onbewuste, het verlangen, de donkere kant van hun gedachtes –, besluiten ze te zingen. Al vinden ze dat zelf soms ook een goedkope noodgreep.
De advocaat balanceert magistraal op het dunne koord tussen tragedie en komedie, realistisch drama en metabeschouwing, slapstick en ontroering. Voortdurend refereert het stuk aan zichzelf en zijn niet geringe ambitie: Pfeijffer meets Shakespeare meets Pirandello in het Nederland van de 21e eeuw. Desondanks is het geen ijdele tekst. De auteur toont zich zeer genereus, schrijft virtuoos en sleept de lezer pagina na pagina mee in zijn opzet. Net zoals dagelijks te ervaren is in de realiteit, blijkt het mogelijk om met goed gekozen performance- en taalstrategieën tegelijk alles én niets te bewijzen.

(Foto: Bart Grietens)