Schrijven, leven, denken, bestaan

De Zuid-Afrikaanse dichteres Antjie Krog werd vorige week gelauwerd met de Gouden Ganzenveer, de prijs die zo mogelijk jaarlijks wordt toegekend aan een persoon of instituut vanwege zijn of haar grote betekenis voor het geschreven en gedrukte woord in de Nederlandse taal. Ter viering van Krogs 65ste verjaardag gaf Uitgeverij Podium onlangs een bloemlezing uit met als veelzeggende titel: Waar ik jou word; 25 gedichten van Antjie Krog die iedereen gelezen moet hebben. De bundel bevat een keuze uit de gedichten die ze sinds haar debuut in 1970 publiceerde en biedt een uitstekende gelegenheid om kennis te maken met het werk van Antjie Krog. En hoewel een kleine biografie ontbreekt, is een bijna persoonlijke kennismaking met de dichteres inbegrepen.

Bij Krog geeft de poëzie het leven vorm in plaats van andersom. Ze verwoordde dat zelf in 2014 in een interview in Maandblad Zuid-Afrika als volgt:

poëzie [heeft] mij geleerd om te leven, om moeder te zijn (dankzij Elisabeth Eybers) en om te beminnen (Van Wyk Louw); en de dichters van vandaag leren mij over de natuur, en over armoede (Ronelda Kamfer en Nathan Trantraal). Dus ik heb een diep geloof dat poëzie je leven intensifieert en je in staat stelt om het korte tijdje dat je hier op aarde bent, met een veel groter bewustzijn en een veel grotere ontvankelijkheid te ondergaan.

Krog schrijft recht uit het hart en opvallend genoeg levert dat sublieme poëzie op. Niettegenstaande de bijzonder persoonlijke toon gaat zij zich nergens te buiten aan larmoyante klaagzangen of luidruchtige kanonnades. Dat heeft er alles mee te maken dat er in haar gedichten altijd net voldoende zelfspot mee resoneert om te voorkomen dat het al te zwaarmoedig wordt. Bovendien is het de dichteres overduidelijk steeds te doen om mooie taal. De taal mag bij Krog het leven modelleren op zo’n manier dat vorm en inhoud versmelten tot een vitaal soort woordmuziek die het oor streelt en tegelijkertijd de nekharen overeind doet gaan staan. Neem de volgende regels:

dingen waarover je natuurlijk nooit zou dichten

dringen het nieuwe terrein van poëtische thema’s binnen

 

zoals van tampon en maandverband wisselen en piesen in

townshiptoiletten waar je wel eens komt

Wat volgt is een kort maar krachtig verslag van de situatie waarin een vrouw terechtkomt op een wc in een van de kasies als de maandelijkse stonde haar noopt zich daar te begeven. Ze sluit het gedicht af met:

pis ik rillend verstard wat gehurkt
tussen mijn benen door

in een toiletpot voor de helft gevuld
met minstens vier verschillende kleuren stront

elke zenuwuitloper van weerzin tot het uiterste gespannen

als ook maar één druppel tegen mij op zou spatten

Moeten we nou echt zulke verzen lezen? Ja dat moet, want het is voor velen van ons de eerste kennismaking met de omstandigheden waaronder een groot deel van de Zuid-Afrikaanse bevolking dagelijks zijn behoefte moet doen, en die tekenend zijn voor iets waarvan we over het algemeen liever wegkijken. Niet voor niets zijn het ‘dingen waarover je natuurlijk nooit zou dichten’. Krog geeft ons niet de gelegenheid weg te kijken. Integendeel, ze laat ons zo goed als mogelijk zintuiglijk meebeleven hoe het er toegaat. En waar veel van de ellende veroorzaakt wordt door de opgelegde scheiding tussen zwart en wit wijst ze ons er nog even fijntjes op dat ze er minstens vier kleuren stront tegenkomt in een volstrekt natuurlijke gezamenlijkheid.

Antjie Krog kan ook zeer subtiele gedichten schrijven en ook dan houdt ze het dicht bij zichzelf, wat niet wil zeggen dat de regels dan geen universele zeggingskracht zouden kunnen krijgen. Een voorbeeld daarvan is het gedicht ‘slapen in de kamer van een meisje’ waarin een meisje dat altijd haar best doet, wordt toegesproken door haar grootmoeder. Het eindigt met de regels:

de angst dat best niet telt       dat best niets
oplevert of uiteindelijk nergens toe leidt dat
best de greep van anderen op jou is      en vooral

dat je misschien maar een gewoon meisje bent     deze
oma weet hoe je best doen je daar voor de rest
van je leven ongelukkig mee gaat maken

Ook hier zorgt de impliciete zelfrelativering ervoor dat dit gedicht, dat toch een heel duidelijke boodschap weergeeft, in het geheel niet wijsneuzig klinkt, maar eerder lief. De dichteres loopt hiermee het risico dat ze iets dierbaars op zo’n manier uitvergroot dat er een zweem van kitsch zou kunnen ontstaan. Toch komt die zweem er niet. Dat is wellicht wat Krogs gedichten bijzonder maakt. Ze lijken elk moment uit de bocht te gaan vliegen, maar dan gebeurt dat toch niet. Misschien laten ze op die manier zien wat poëzie ‘gevaarlijk’ kan maken.

Waar ik jou word bevat 25 indringende uitkomsten van het grotere bewustzijn en de grotere ontvankelijkheid die Antjie Krog met haar poëzie weet te creëren. Gedicht na gedicht laat zij zien hoe het óók kan: schrijven, leven, denken, bestaan.

Ronald Ohlsen

Antjie Krog – Waar ik jou word; 25 gedichten van Antjie Krog die iedereen gelezen moet hebben. Vertaald door Robert Dorsman, Alfred Schaffer, Jan van der Haar, 124 blz. € 15.

Zie ook de bespreking van Jan de Jong.