Over waarheden, leugens en alles daartussen

Waarom vinden we het onderscheid tussen ‘echt gebeurd’ en ‘verzonnen’ eigenlijk zo belangrijk? De Spaanse schrijver Javier Cercas is lang niet de enige die zich met die vraag bezighoudt, maar bij hem staat het thema wel erg centraal in zijn oeuvre.

Cercas wisselt ‘pure’ fictie af met wat hij opvallend genoeg non-fictieromans noemt. Op het eerste gezicht is die term tegenstrijdig, maar eigenlijk gaat het om lange essays of verslagen van zijn onderzoek en denken over een specifiek onderwerp. In Anatomie van een moment gaat hij bijvoorbeeld in detail in op de poging tot staatsgreep van 23 februari 1981 die de prille Spaanse democratie had moeten omverwerpen. Nu is er dus De bedrieger, een nieuwe non-fictieroman die bovendien expliciet over de grens tussen waarheid en leugen gaat – erg meta allemaal.

Cercas heeft een ietwat problematische verhouding met begrippen als ‘realiteit’ en ‘fictie’. Hij toont vooral aan dat dat helemaal niet zulke muurvaste, strak omlijnde concepten zijn als doorgaans wordt aangenomen: hij richt zijn aandacht op de grensgebieden en de lastige neiging van waarheden en leugens om in elkaar over te vloeien. Zelfs al eisen lezers vaak dat die twee strikt gescheiden blijven – denk bijvoorbeeld aan de recente heisa over het lichtelijk gefictionaliseerde interview met Charlotte Mutsaers naar aanleiding van haar boek Harnas van hansaplast – toch kan het onderscheid moeilijk altijd consequent worden volgehouden.

Strikt genomen is immers álles wat in boekvorm verschijnt fictie, al was het maar omdat zelfs in het meest objectieve wetenschappelijke traktaat gegevens op een bepaalde manier worden geordend en sommige data meer of minder aandacht krijgen dan andere. Wie zou immers durven beweren dat de mens in staat is om de chaotische werkelijkheid volkomen ‘objectief’ te registreren als we niet eens met zekerheid kunnen zeggen dat zo’n objectief waarneembare werkelijkheid bestaat?

De bedrieger handelt over een zaak die in 2005 behoorlijk wat deining teweegbracht. Enric Marco, de voorzitter van de Spaanse vereniging voor ex-gevangenen van Duitse concentratiekampen die op talloze scholen en zelfs in het Spaanse parlement had verteld over de nazigruwel, was naar Oostenrijk gereisd en zou daar het woord nemen naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van de bevrijding van concentratiekamp Mauthausen. In extremis werd zijn toespraak afgeblazen door toedoen van Benito Bermejo, een historicus uit Salamanca die zich toelegde op de deportatie van Spanjaarden door de nazi’s. Hij rook al langer onraad en besefte dat het dringend tijd was om het bedrog aan het licht te brengen: er was onomstotelijk bewijs dat Marco nooit in een concentratiekamp had gezeten.

Spot, hoon en verontwaardiging werden Marco’s deel, maar voor Cercas volstond dat niet. Hij wilde Marco’s hele levensverhaal minutieus reconstrueren en vooral begrijpen wat hem tot zijn bedrog had gedreven, de rokken van de ui afpellen: ‘Ik denk dat het onze eerst plicht was om te proberen te begrijpen.’ Daarvoor dook hij in archieven en ging hij praten met allerlei betrokkenen en mensen die hem hadden gekend, maar vooral met Enric Marco zelf. Dat ging niet van een leien dakje: Cercas voelde aanvankelijk diepe weerzin voor Marco’s gladde praatjes en diens neiging om het bedrog te minimaliseren en goed te praten (‘Marco zelf beweert dat zijn leugen alleen maar een didactisch oogmerk had’). En de schrijver stuitte zelf bij heel wat mensen op onbegrip. Een poging tot het doorgronden van een wandaad wordt immers vaak onterecht geïnterpreteerd als het goedpraten of verdoezelen van de feiten. Anderen, onder wie Mario Vargas Llosa, prezen dan weer Marco’s ‘geniale bedriegerstalent’.

Cercas slaagde er door nauwgezet onderzoek in om nog meer leugens te ontkrachten – ook Marco’s wederwaardigheden aan het front tijdens de Spaanse burgeroorlog en zijn rol in het ondergrondse verzet tegen Franco bleken vrijwel nergens op te zijn gebaseerd – en zocht allerlei verklaringen voor de hele affaire, zoals de Spaanse neiging om ‘vooruit te kijken’ en het franquistische verleden te laten rusten (‘wij hadden het veel te druk met genieten van onze brandschone, spiksplinternieuwe moderniteit als rijke, beschaafde Europeanen om ons nog onledig te houden met het smoezelige, armzalige verleden van Spanjaarden die elkaar tot voor kort nog uitmoordden’). Even laat hij ook een psychiater aan het woord die Marco kenschetst als een narcistische fantast. Uitgerekend die voor de hand liggende verklaring voor Marco’s bedrog blijft echter jammer genoeg wat onderbelicht.

‘De waarheid is, zoals ik ontdekte naarmate ik meer rokken van Marco’s biografische ui afpelde, dat dit pak leugens natuurlijk doorspekt is met waarheden.’ Ja, Marco was tijdens de Tweede Wereldoorlog in Duitsland, maar hij vertrok als arbeidsvrijwilliger. Nee, hij zat nooit in concentratiekamp Flossenbürg, maar werd wel een tijdje opgesloten in de gevangenis van Kiel omdat hij zich goedkeurend zou hebben uitgelaten over de Sovjet-Unie. Zijn proces eindigde verrassend genoeg met de vrijspraak door een nazirechter. Hoe Marco dat had geflikt kon zelfs Cercas niet verklaren, want normaal gezien zou hij stante pede naar een concentratiekamp zijn gestuurd. De echte, volledige waarheid zal de geniale leugenaar waarschijnlijk meenemen in zijn graf, als hij die tenminste zélf nog kent.

Jammer genoeg heeft Cercas de neiging om zich vaak te herhalen en dezelfde gedachte meermaals te parafraseren. Dat bleek al in Anatomie van een moment en het is een euvel dat hem ook in De bedrieger parten speelt: dit boek kon echt een stuk korter.

Een tweede probleem is dat je als lezer achterblijft met het onbehaaglijke gevoel dat je ongewild hebt meewerkt aan het bevredigen van Marco’s ziekelijke zucht naar aandacht, zelfs al spaart Cercas hem niet en is hij zich ervan bewust dat hij zich op glad ijs waagt (‘was het mogelijk een boek over Enric Marco te schrijven zonder een pact met de duivel te sluiten?’). Anna María García, een historica met wie Cercas bevriend is, zegt daarover het volgende in dit boek: ‘Wat we moeten doen met Marco is hem vergeten. Dat is de ergste straf voor die monsterlijke ijdeltuit.’

Ze heeft een punt.

Daan Pieters

Javier Cercas – De bedrieger. Uit het Spaans vertaald door Jos den Bekker. De Geus, Amsterdam, 2017. 480 blz. € 24,99.