Verhalen liegen nooit, het is de wereld die misleidt

Afgelopen decembermaand sprak ik me positief uit over En toen Sheherazade, en toen. De samenwerking tussen Imme Dros en Annemarie van Haeringen resulteert in een fraai vormgegeven verhalenbundel, waarin auteur en illustratrice met veel schwung een persoonlijke selectie uit de verhaalstof van Duizend-en-een-nacht presenteren. Ook de Vlaamse auteur Ed Franck waagt zich aan een eigen bewerking van de eeuwenoude verhalen. Dat is overigens geen nieuw gegeven in zijn rijkgevulde schrijverscarrière; eerder verschenen van zijn hand o.a. bewerkingen van enkele tragedies van Shakespeare (Te veel verdriet voor één hart), een selectie van verhalen uit de Decamerone (Verboden liefdes) en The Canterbury Tales (Slagveld van gebroken harten).

Bij gebrek aan een authentieke oer- of brontekst, baseerde Franck zich op de vermaarde compilatie van oriëntalist en vertaler Richard van Leeuwen, die tussen 1993 en 1999 in veertien delen bij uitgeverij Bulaaq verscheen en in een goedkopere editie bij Bert Bakker. Alom bekende verhalen als ‘Alladin en de wonderlamp’ en ‘Ali Baba en de veertig rovers’ werden niet weerhouden, omdat ze in geen enkele Arabische versie voorkomen. Vervolgens analyseert Franck enkele veelvoorkomende motieven, verduidelijkt de functie van de raamvertelling en schetst de invloed van deze oosterse verhalen op de Europese literatuur. Zoals we van Ed Franck gewend zijn, licht hij z’n persoonlijke werkwijze uitgebreid toe. Omdat zijn bewerking is bedoeld voor ‘lezers die leesplezier stellen boven een literair-historisch correcte invalshoek’, heeft de auteur een waslijst van (literaire) ingrepen doorgevoerd. Als lezer kun je je de terechte vraag stellen of de originele verhalen dan nog wel de moeite van het lezen waard zijn. Volgens Ed Franck wel: “[P]oets de parels een klein beetje op en ze glanzen ook voor de hedendaagse lezer verrukkelijk.’

Franck koos twintig ‘parels’ uit, waarbij hij recht doet aan de diversiteit van verhaalgenres, zoals reisverhalen, sprookjes, liefdesromances, erotische verhalen, humoristische vertellingen en heldensagen. Vanzelfsprekend opent Twintig parels met het relaas van koning Sjahriaar, de bedrogen echtgenoot. Bij Franck mist dit klassiek geworden begin van de raamvertelling een bezielde aanpak. Sjahrazade vertelt haar verhalen om talloze vrouwenlevens te redden, het hare incluis. Je zou dan toch een vurige, doorleefde rede verwachten. De wat gezapige verteltrant is echter tekenend voor het vervolg, en dat is jammer, want de echo’s van een rijke orale traditie gaan daardoor grotendeels verloren. An sich spannende verhalen als ‘Een sjouwer, twee dames en drie derwisjen’ of ‘Hoe Aboe de Luilak steenrijk werd’ laten zich als een aaneenschakeling van losse verhaalelementen lezen, wat afbreuk doet aan het avontuurlijke karakter. Een uitzondering hierop vormt de ritmische tekst, vol humoristische uitspattingen en spannende cliffhangers in de verhalen over Sindbad de Zeevaarder. Aan het einde van de vertellingen voegt Franck herhaaldelijk een dialoog tussen Sjahriaar en Sjahrazade toe, waardoor hij herinnert aan de oorsprong van de vertellingen en voor een zekere continuïteit tussen de verhalen zorgt. Dat leidt weleens tot fraaie observaties, bijvoorbeeld wanneer Sjahriaar naar een diepere betekenis van Sjahrazades verhalen vraagt: ‘[V]erhalen gaan hun geheime weg in een mensenhart, daar heeft de verteller geen vat op.’

In tegenstelling tot zijn eerder genoemde bewerkingen bedient de auteur zich lang niet altijd van zo’n sprankelende taal. Clichébeelden (‘zijn gezicht werd bleker dan een lijk bij maanlicht’) of een misplaatst hedendaags idioom (‘Jouw prins verbleekt als kattenkots bij de mens op wie ík verliefd ben’ ontsieren de verhalen. Ook de beschrijving van een djinn klinkt vrij banaal: ‘[Z]ijn hoofd was zo groot als de koepel van een moskee, hij had een mond als een grot en tanden als rotsblokken (…)’

Waar de bewerking van Imme Dros eerder suggereert, spreekt Franck openlijk over bedrogen echtgenoten, overspelige vrouwen, wraak en wrede bestraffingen. Dat vormt een inhoudelijke meerwaarde; net zoals in de oorspronkelijke verhalen maakt ellende onmiskenbaar deel uit van het leven en de verhalen erover. Franck vindt eveneens een eigen taal voor de vertellingen over liefde en erotiek; thema’s die hij minder suggestief behandelt dan bijvoorbeeld Imme Dros en die daardoor meer recht doen aan de sfeer van de Duizend-en-één-nacht. Daar staat echter een gemis aan kleurrijke, exotische beschrijvingen van de couleur locale uit de Arabische wereld tegenover. Het mag allemaal wat verder reiken dan ‘flonkerende oorringen’, ‘een traan van aloëhout’ of zinsneden als ‘Ze is mooi als een amandelbloem op een saffraanheuvel.’ In zijn kleurrijke prenten maakt Martijn van der Linden één en ander goed; hij combineert het exotisme van de setting met een mysterieus elan. Vrij statische beelden, die weleens doen denken aan figuren op een amfora, plaatst hij tegenover een vlekkerige, onrustige achtergrond. Die scherpe contrastwerking leidt tot een onderhuidse spanning en wekt nieuwsgierigheid op.

Volgens Sjahrazade hebben verhalen de macht om de menselijke geest te ‘voeden, verrijken, louteren’. Met de bewerking van Imme Dros voor ogen durf ik die observatie volmondig beamen. In haar stijlvaste metrum en uitdagend proza wordt Sheherazade een begenadigd vertelster. Franck is daarin slechts ten dele geslaagd; te grote verschillen tussen de (literaire) kwaliteit van de verhalen onderling, de wat gezapige verteltrant en een gebrek aan authentieke sfeerschepping ontsieren zijn bewerking.

Jürgen Peeters

Ed Franck & Martijn van der Linden – Twintig parels. Verhalen uit Duizend-en-een-nacht. Davidsfonds/Infodok, Leuven. 222 blz. € 24.99.