Een melodramatische geschiedenis (3)

De wereld deed hem, de zieke Felix, hoewel hij het zelf even ontkende, wél wat en de grote psycholoog die Schnitzler was – zijn stadsgenoot Sigmund Freud zou zich verbazen over zijn psychologisch inzicht zonder wetenschappelijk onderzoek en hem daarmee complimenteren – laat dan zien dat als hij die wereld niet kan hebben zijn geliefde die ook niet mag hebben, Felix zegt zich te ergeren aan haar ‘opgewonden vrolijkheid’ vanwege de mooie dagen die ze aan het meer doorbrengen. Weliswaar heeft ze gezworen dat ze met hem zal sterven, maar dat neemt de verlatingsangst en het daarmee gepaard gaande wantrouwen niet weg. Felix geeft haar de ‘vrijheid’ om haar ‘lot’ van hem te ‘scheiden’, hij zegt: ‘Maar wat ik niet wil, is dat je dag en nacht over mijn bed gebogen zit met de gedachte: was het maar vast voorbij, als het dan toch eenmaal voorbij moet zijn, en dat je je als een vrijgelaten gevangene zult voelen, wanneer ik van je scheid.’ De verlatingsangst verhuld als cynisme. Ze laat zich niet uit het veld slaan en op de terugweg naar Wenen, in Salzburg, brengen ze naar omstandigheden de tijd aangenaam door. In één dodelijke zin maakt Schnitzler daar duidelijk dat het Felix niet om Marie gaat: ‘Een ander meisje was hem nu misschien net zo lief geweest.’ En als hij naar haar kijkt terwijl ze slaapt, schijnt het hem toe dat hij ‘een slapende slavin’ in zijn armen houdt. Teruggekomen in Wenen wordt hem door zijn vriend, de arts, ingepeperd dat hij de wil moet hebben om gezond te worden en niet in de slachtofferrol moet kruipen, ‘die rol past je namelijk helemaal niet goed.’ Een vriendelijk recept, het gejammer stopt alleen niet, het ongeluk van Marie neemt toe, maar ze geeft nog steeds niet op, ze richt zichzelf bijna te gronde, komt dagen achter elkaar niet buiten en wijkt niet van de zijde van de zieke, die enkel zelfmedelijden kent en aan wiens andere zijde het wantrouwen staat: ‘Soms had hij het gevoel dat dit martelaarschap niet helemaal echt was, en hij ergerde zich dan aan het geduldige gezicht dat ze trok.’ Maries wil tot leven, haar verlangen naar levensvreugde, begint natuurlijk hierdoor, ook al schaamt ze zich ervoor, steeds krachtiger te worden.

Maar op een dag wil Felix zich bevrijden uit zijn ‘sterfkamer’. Op naar het zuiden, daar zal hij ook weer kunnen werken, en Schnitzler schrijft over de inspiratie van Felix met de pen van een dichter dat er ‘duizend nieuwe lichten glijden over alle gedachtestromen, die voor mij tot nu toe in het duister gehuld waren.’ Met ‘de vrolijke opwinding van een kind dat op vakantie gaat’ vertrekken ze naar, ik kon mijn ogen niet geloven, Merano, mijn trein had deze kuurstad een uur of wat geleden verlaten, wat uiteraard voeding gaf aan mijn gevoel voor spiritueel betekenisvolle lotssituaties. In de trein op weg naar Merano, terwijl ik Merano steeds verder achter me liet en de gezondheid me toelachte, verergert Felix’ ziekte. Midden in de nacht steekt hij zijn hoofd uit het raam van de trein. ‘De ochtend, de ochtend!’ roept hij uit, ‘aan de horizon vertoonden zich grijsrode strepen.’ Als Merano nadert, rijzen de bergen op, ‘door het morgenrood overgoten.’ In de villa die ze betrekken komt echter de wurgslang die Felix is, beter gezegd zijn ziekte, werkelijk tot leven, maar als deze slang bezig is hem te wurgen, ziet Marie haar geliefde weer terug, hij zegt: ‘Ik dank je voor al je liefde.’ De slang kent geen genade en heeft het van begin af aan voorzien op Marie.

Hoe deze ‘melodramatische geschiedenis’, een betiteling die eigenlijk wat afbreuk doet aan de waarde van deze novelle, en zeker voor mij, die bekend is met de oude slang, zal men zelf moeten lezen. Vertaler Jef Rademakers spreekt in het nawoord vanwege Schnitzlers ‘subtiel en en soms Weens-gekleurd taalgebruik’ (A. Braam) over zijn ‘poging’ het te vertalen. Hopelijk zal Rademakers ons nog vele pogingen voorleggen, van andere werken van Schnitzler wel te verstaan; ik ben niet vakkundig, maar deze vertaling leek me uitstekend. Rademakers meldt overigens dat Schnitzlers libido ‘Casanova-achtige ‘afmetingen’ had. In zijn artsenpraktijk had hij vaak actrices met stemproblemen als patiënt met wie hij ‘niet zelden een verhouding begon’. Waarover Rademakers snedig opmerkt: ‘Zijn medische activiteiten beschouwde hij als zijn plicht, zijn affaires als zijn reden van bestaan.’ Jarenlang zou Schnitzler in zijn dagboek het aantal orgasmes noteren. Al spoedig stopt hij met zijn artsenpraktijk en wijdt zich naast de schone letteren aan de ‘schone vrouwen’, en zou uitgroeien tot de beroemdste en meest controversiële schrijver van Oostenrijk, aldus Rademakers. Hij legt uit dat volgens Peter Gay dit (pathologische) rokkenjagen mogelijk onderdrukte homoseksualiteit was, maar Rademakers ontwaart doodsangst: ‘En waar wordt meer troost en veiligheid gevonden dan in de armen van das süsse Mädel?’

Op zondagavond, de dag van de verkiezingen in Italië – ik vroeg me af of de oude slang in beweging zou komen – zat ik in het vliegtuig, Sterven was uitgelezen, en ik kwam prompt naast een süsse Mädel uit de buurt van Napels te zitten, ze was me in de rij al opgevallen. Mijn eerste vraag aan haar was wat ze had gestemd en er ontspon zich een geanimeerd gesprek, ook zou ik een taxi met haar delen. Mijn Italiaans had me even in de steek gelaten – of was het mijn onbewuste dat had gesproken? – toen ze in het vliegtuig over haar vriendje had gerept en in de taxi maakte ik excuses, want als ik had geweten dat ze een vriendje had, had ik niet zoveel met haar gesproken. Daarop zei ze krachtig dat ze uit Zuid-Italië kwam en dat ze zélf wel uitmaakte met wie ze praatte. De geest van dokter Schnitzler, die zich had gespecialiseerd in ‘de zielenroerselen’ van ‘het zwakke geslacht, dat overigens vaak sterker in de schoenen blijkt te staan dan de mannen’ (Rademakers) was dichtbij, maar – tot mijn spijt – moest ik de verleiding weerstaan. Ik troostte me met de gedachte dat als het om een spiritueel betekenisvolle lotssituatie zou gaan, er zich vast wel weer een nieuwe situatie zou aandienen.

(Einde)

Johannes van der Sluis

Arthur Schnitzler – Sterven. Vertaald uit het Weens door Jef Rademakers. Aspekt, Soesterberg. 156 blz. € 18,95.

(Afbeelding: Wikimedia commons)