‘Met het moquante lachje der wetenden’

Ik vrees dat het anno 2018 nodig is om te beginnen met een korte introductie van Simon Vestdijk (1898-1971), de man die sneller kon schrijven dan God kon lezen, ‘de kluizenaar van Doorn’, in zijn hoogtijdagen een ware bekende Nederlander, auteur van een enorme hoeveelheid romans en mengelwerk, zie verder de biografie die Wim Hazeu over hem schreef. Vestdijk was net als Willem Brakman (1922-2008) arts, zij het dat de laatste zijn beroep wat uitgebreider praktiseerde, en daarmee komen we meteen op een belangrijk thema uit deze briefwisseling uit de jaren zestig, die voor een groot deel gaat over middelen die Brakman kon leveren te berstrijding van de depressies waar Vestdijk onder leed en waar hij zelf niet zo eenvoudig de hand op kon leggen.

Zijdelings gaat het ook over boeken, maar veel verder dan wederzijdse waardering en mededelingen over wat er nu weer verschenen is of op verschijnen staat komen ze ook niet. Dan is er op achtergrond de wederzijdse vriend Nol Gregoor en krijgen we aanwijzingen voor romantische verwikkelingen. Aangename kout kortom, met van die typische Brakmanzinnen als: ‘Daarbij wordt het zomer; onze neusgaten verwijden zich, de hand maakt onwillekeurige grijpbewegingen, het zweet ruikt zuur, de urine schuimt en stinkt en in ons hoofd is geritsel van struikgewas.’

Vestdijk kon er trouwens ook wat van, getuige een verslag van een bezoek aan het ziekenhuis voor onderzoek naar zijn stofwisseling. Hij wordt daar op een matras op de grond aan zijn lot overgelaten, waar hij zich danig over opwindt, wat niet beter wordt als hij eens gaat informeren naar hoe en wat, en te horen krijgt dat hij eerst maar eens anderhalf uur moet ontspannen, terwijl intussen de mensenredder van dienst ontwaakt (geciteerd met welgemeende excuses aan de #MeToo-meute):

‘Ontspannen!’ krijste ik, ‘ik lig me daar gvd (godverdomme – EdW) op te winden, vreet biscuit, zuip water, als een hond, volledig overstuur, – ontspannen, laat ze gvd haar nest uitkomen, anders kruip ik er zelf bij!’ Deze mannentaal deed het gedrochtje opstaan en mij voorgaan naar de matras, waar ik dan maar weer ging liggen, bevend van woede. In een gekkenhuis wordt men nog beter behandeld, dacht ik. Na een kwartier kwam de nesthoudster. Een prachtvrouw, Wim. Ik overdrijf niet: jij zou alles en alles hebben opgegeven voor deze vrouw. Donker, een gloedblik, uiterst wulps, toch beheerst, en met het moquante lachje der wetenden.

Dat lachje zou zo uit een Brakmanboek kunnen komen.

Bent u die meneer, die dacht dat ze u vergaten?’ Ik staarde haar aan. Hier moest iets gebeuren. In liggende houding, wellevend toch, stelde ik mij voor, als dokter V., en sprak de gevleugelde woorden: ‘Ik had dit een ogenblik gedacht, zuster, maar uw komst heeft mij in veel opzichten tot andere gedachten gebracht.’ En lang hield ik haar hand vast. Hetwelk zij mij vergold door mij op te rapen en op een aanwezige brancard te werpen. Met onze ogen in elkaar reed zij mij snel naar het lab, waar ik gestofwisseld werd.

Goed nieuws
Bezorger Nico Keuning werkt volgens het bijgeleverde schrijven van de uitgeverij aan een biografie van Brakman en dat is hoog tijd, en goed nieuws, omdat het er sinds het overlijden van Gerrit-Jan Kleinrensink in 2014 enige tijd naar uitzag dat die er helemaal nooit zou komen. Het is alleen wel te hopen dat het notenapparaat wat serieuzer wordt aangevlogen, want dat rammelt in deze uitgave nogal, ik bedoel: voor mij hadden die noten niet gehoeven, je bladert je een ongeluk; hoe hard je je handen ook wast, je krijgt toch bij strijklicht zichtbare vervuiling op de snee; veel dingen weet je al; en voor de rest gaat het over mensen of voorvallen die je toch al weinig zeggen – maar als je het doet, doe het dan goed. En consequent. Ik geef een paar voorbeelden.

In de brief die Vestdijk op 16 januari 1962 dateerde staat: ‘Ik wou je Een Alpenroman sturen, met inscriptie (passend). Ik moet dan wel even weten, of je hem nog niet hebt (al dan niet met inscriptie).’ Vestdijk zal het boek verstuurd hebben, want een week later meldt Brakman dat hij er bijzonder mee in zijn schik is. Bij die opmerking staat noot 41: ‘Gedoeld wordt op Een Alpenroman (1961) van Vestdijk.’ Dat is in zijn geheel en in zijn onderdelen een overbodige explicatie, we weten de titel al, net als het jaar van verschijnen en de auteur. Dan lezen we ook nog: ‘Deze roman is geïnspireerd op de reizen die Vestdijk maakte naar Berchtesgaden. In de roman is sprake van een lesbische verhouding.’

Even los van het krakkemikkige Nederlands vraag ik me af wat we met deze informatie moeten. Lesbische verhoudingen zijn natuurlijk prima vermaak, als je van dat soort dingen houdt, maar spelen verder geen rol, net zomin als Vestdijks reizen naar Berchtesgaden, waarover Keuning als we dan toch bezig zijn net zo goed had kunnen melden dat Adolf Hitler (1889-1945), auteur van Mein Kampf (1925), daar enige tijd een optrekje had. Bovendien is de roman als het om locatie gaat op meer geïnspireerd dan alleen Berchtesgaden, Vestdijk zelf sprak desgevraagd – in 1966 door Geert Lubberhuizen – van meerdere plaatsen, terwijl de Vestdijkianen het verhaal situeren in Oberstdorf, bekend van de jaarlijkse Vierschansentournee, met het te onzent in dat kader bekendere en ook door Vestdijk genoemde Garmisch. Het is verder vreemd dat van deze ene titel een summiere en niet ter zake doende samenvatting wordt gegeven en van de andere die in het boek voorkomen niet.

Slordigheid
Op 8 oktober 1964 schrijft Vestdijk: ‘Zojuist is er een roman verschenen, die ook jou had moeten bereiken, zonder de slordigheid van de uitgever, die al mijn opgaven verwaarloosd heeft. Je krijgt het boek nu tóch, maar alleen als ik er zin in heb.’ De lezer mag vervolgens zelf iemand met verstand van zaken gaan bellen met de vraag welke roman dat was, want Keuning vertelt dat er niet bij. Het lastige is ook nog eens dat in 1964 twee nieuwe romans van Vestdijk verschenen: Bericht uit het hiernamaals bij de Bij, wat hetzelfde jaar nog een herdruk beleefde, en bij Vestdijks oer-uitgeverij Nijgh & van Ditmar Het genadeschot.

De verwarring wordt nog groter. Noot 101 geeft Vestdijks roman Juffrouw Lot als verschijningsjaar 1963, in noot 122, bij Brakmans brief van november 1964, staat: ‘Brakman verheugt zich erop het boek te lezen, maar uit zijn brief van 11-2-64 blijkt dat hij de roman tóén al had gelezen. Dat moet een drukproef zijn geweest: De Bezige Bij had de uitgave van het boek eerder gepland in verband met een eventuele Nobelprijs voor Vestdijk. De roman kwam in 1964 van de drukker en verscheen uiteindelijk in januari 1965.’ Over dat laatste jaartal lijkt enige, maar geen totale consensus te bestaan in Vestdijk-kringen.

Psychofarmaca
Bij wat de rode draad in het boek is, de relatie tussen Brakman als leverancier van psychofarmaca aan patiënt Vestdijk, laat Keuning echt steken vallen. ‘Barbituraten’, schrijft hij in de afsluitende verantwoording, ‘benzodiazepinen of minor tranquillizers, zoals broom, atarax, librium en valium hebben een sederende, kalmerende en slaapbevorderende werking. Ze verminderen angstgevoelens.’ In noot 36 staat dan weer: ‘Benzodiazepinen, of minor tranquillizers, zoals broom en librium, hebben een sederende, kalmerende of (sic!) slaapbevorderende werking. Ze verminderen ook angstgevoelens.’

Sederen en kalmeren betekenen hetzelfde en Atarax is de merknaam voor Hydroxyzine (dihydrochloride), vooral gebruikt als antihistamine, en moet dus met een hoofdletter, maar verder is er weinig chocola van te maken. Onder minor tranquillizers valt een zeer grote groep middelen die vooral rust en kalmte moeten brengen, in tegenstelling tot de major tranquillizers, die bijvoorbeeld een psychose te lijf gaan. Barbituraten zijn binnen de minor tranquillizers een subgroep, die vanaf het begin van de vorige eeuw werden voorgeschreven, tot rond de jaren zestig een andere verzameling die rol overnam: de benzodiazepiden, wier lof niet genoeg gezongen kan worden. Broomverbindingen op hun beurt zijn weer ouder en inmiddels vrijwel van de markt verdrongen, ze behoren tot geen van beide genoemde categorieën.

Je hoeft als letterkundige wat mij betreft geen verstand te hebben van geneeskunde, dat heb ik ondanks mijn vele gaven ook niet, maar bij zo’n cruciaal onderwerp was wat meer duidelijkheid op zijn plaats geweest. Intussen weet ik ook nog steeds niet wat Vestdijk in zijn laatste brief met ‘s.v.v’ bedoelde en Brakman met ‘HU’ in zijn brief van 4 april 1966.

Enno de Witt

Willem Brakman en Simon Vestdijk – Gaven, giften en vergiften, brieven; ingeleid en samengesteld door Nico Keuning. Querido, Amsterdam. 176 blz. € 20,99.

(foto: ‘Uitreiking P.C. Hooftprijs in Muiderslot aan schrijver Willem Brakman voor zijn proza-oeuvre; min. Gardeniers’, Marcel Antonisse/ Anefo, CC BY-SA 3.0 NL)