Het ontbreekt niet aan pretentie

De Afrikaanse filosofie ubuntu is volgens Mogobe Ramose in staat om voor wereldvrede te zorgen, en hij schreef hij met dat doel het boek Ubuntu, stroom van het bestaan als levensfilosofie. Het boek heeft meerdere problemen: het veronderstelt nogal wat voorkennis, is zeer abstract, herhaalt zonder noodzaak, is gemakzuchtig in het argumenteren en blijft bovenal ver afstaan van de – toegegeven, blanke, Europese – lezer.

Het boek begint nogal verwarrend met een voorwoord van de schrijver die beweert dat ‘het is geschreven als een oproep om bij te dragen aan de dialoog die waarheid, gerechtigheid en vrede beoogt onder alle kinderen van Moeder Aarde.’ Of anders dat ubuntu een gift is aan alle mensen, maar kapot is gemaakt door Westerlingen. De inleiding van Henk Haenen werpt wat licht op de zaak, maar de lezer blijft zich de vraag stellen: wat is toch die ubuntu waar ze het steeds over hebben? Waarom wordt er niet eerst uitgewerkt wat dat precies is?
Na het lezen van het gehele boek zijn er drie onderdelen van ubuntu die essentieel lijken: 1. Identiteit is iets wat niet vaststaat, maar wat steeds verandert; 2. de menselijke waardigheid van een individu komt tot uitdrukking in de relaties met anderen; 3. een mens moet delen met anderen en voor anderen zorgen.

Een identiteit die niet vaststaat vinden we ook bij de Franse filosoof Jean Paul Sartre. Die stelt dat er niets is buiten ons bewustzijn dat een keuze kan maken. Dat houdt in dat we ons niet laten leiden door een karaktereigenschap en karaktereigenschappen dus niet vaststaan, kunnen veranderen. Ramose stelt inderdaad dat dit onderdeel van ubuntu lijkt op de ideeën van Sartre. Een belangrijk verschil is echter dat de Afrikaanse identiteit vooraleerst wordt bepaald door de deelname aan een bepaalde groep. (Ramose zou het over ontologisch primaat of andere nodeloos ingewikkelde termen hebben). Dit roept echter vooral vragen op. Hoe werkt dat dan precies? Als iemand die ubuntu aanhangt over zichzelf nadenkt, denkt hij dan eerst over zijn stam of ras of familie, voor hij zichzelf individuele eigenschappen toekent? Wat voor verschil levert dat op in een praktische situatie? Doen mensen met een Afrikaanse afkomst dit allemaal? Ook als je in het Westen (of voor mijn part: het Oosten) bent opgegroeid? Is het onderdeel zijn van een groep nu niet juist bij uitstek een eigenschap die niet verandert? Kan iemand ervoor kiezen op te houden bij een bepaalde groep te horen? Ramose stelt zichzelf veel vragen die hij vervolgens beantwoordt, maar vrijwel nooit de vragen die bij een – nog steeds blanke, Europese – lezer opkomen.

De tweede en derde eigenschap van ubuntu hangen met elkaar samen. Als de waardering voor een individu samenhangt met zijn omgang met anderen zal het de bedoeling zijn om veel te delen en voor anderen te zorgen.

Het boek vliegt uit de bocht als het ontologische bestaan van voorouders en mensen die nog geboren moeten worden verdedigd wordt. Er wordt een hele discussie tussen Plato en Aristoteles aangehaald om te zeggen dat onsterfelijkheid iets is om te geloven, niet om te weten. Toch komt vervolgens de verrassende redenatie dat het ik ongrijpbaar is, en dus onsterfelijk. Tweemaal komen nucleaire wapens uit het niets vallen, het meest verrassend als ecologie wordt besproken, wat blijkbaar niet is dat je voor de omgeving zorgt, maar dat we vooral geen nucleaire bommen moeten gooien, alsof dat de orde van de dag is.

Als dit boek bedoeld is om mensen in het Westen zich open te laten stellen voor Afrikaanse filosofie, is dat mislukt. De belangrijkste reden is dat er in het hele boek geen enkel voorbeeld staat waar een lezer zich iets bij voor kan stellen. Het gaat om het verschil tussen het zijn en zijn en dat het zijn samenvalt met het wordende zijn en dat worden en zijn niet uit elkaar getrokken moeten worden zoals in het Westen gebeurt. Hoe doen we dat dan in het Westen? In welke dagelijkse praktijk? En hoe blijft identiteit dan een heelheid in ubuntu? En als we overtuigd zouden zijn, wat zouden we dan moeten doen? Geen idee, op basis van dit boek, behalve misschien dat we niet langer geld moeten aanbidden – want zoals de schrijver beweert is het redden van mensenlevens belangrijker dan geld verdienen, alsof we dagelijks tussen die verleidingen moeten kiezen.

Volgens westerse media was eerst vrouwenbesnijdenis en is nu overbevolking een probleem in Afrika. De schrijver legt daarover uit. Een individu wordt niet klakkeloos opgenomen in een groep, daarvoor moet hij eerst riten ondergaan. Besnijdenis van mannen en vrouwen wordt zo beschreven als een natuurlijk proces om in een groep opgenomen te worden (en om te mogen trouwen), waar geen kwaad woord over gezegd kan worden. Blijkbaar is het belang van de groep zo groot dat individueel lijden irrelevant is. Over die frictie had ik graag meer gelezen. Verder wordt doodleuk beschreven dat als een man ervoor kiest om zich tijdens zijn leven niet voort te planten, terwijl hij dat wel kon, voor straf met een stok in zijn anus begraven wordt. Is het dan in de ubuntu-optiek goed om zo veel mogelijk kinderen te verwekken? Zijn deze praktijken niet onderworpen aan het wordende zijn zodat we die achter ons kunnen laten?

Erik-Jan Hummel

Mogobe Ramose – Ubuntu. Vertaald door Carola Kloos. Ten Have, Antwerpen, 208 blz. € 19,99.