Haar koninkrijk

De bundel Inwoner van Wibo Kosters (1978) is een gecomponeerde eenheid. Hij bestaat uit gedichten die alle betrekking hebben op het bewonen van een huis of het wonen in een stad. Een stadjer is een bewoner van Groningen, maar waarom zou het woord niet een algemene betekenis kunnen hebben voor mensen die in een stad wonen en van die stad houden? In die zin is Wibo Kosters een stadjer, maar dan van Deventer, waar hij stadsdichter is. Hij komt uit Zutphen.
Een typerend gedicht (sommige lezers zullen zich afvragen of de term ‘gedichten’ hier niet al te tolerant wordt gebruikt) is:

bebording

komt een man met een wagentje
stapt uit om een verkeersbord te poetsen
rijdt weg naar de volgende straathoek
bord poets
door

weet alles van fijnstof
deze man is van ammoniak
van rechtop poetsen
heeft een niet van dat slappe aaien
arm als een staalkabel

krabt stickers deze man
leest elke dag de tijdelijkheid
van de schilfers
weet dat alleen de regels
duurzaam zijn

komt een man met een wagentje
en stapt uit om een verkeersbord te poetsen
er zijn al lang geen straathoeken meer
geen stad
bord poets
door
de restanten glimmen
in de bodem

Dit is een aardige waarneming om voor te dragen. Dat doet Kosters dan ook, reizend door Nederland en Vlaanderen. Aanvankelijk reisde hij als popmuzikant en later in een bluesrockformatie. Bij de Nederlandse Kampioenschappen was hij een geliefd poetry slammer.

Zijn broer Bas Kosters maakte de illustraties. Bij het gedicht ‘bebording’ tekende hij een poetsende man met eenvoudige blauwe en rode kleurstreken. Zijn hoofd is een huis, zoals in de meeste tekeningen. In een enkele tekening is een huis een hoofd. De tekeningen vertonen een monterheid die goed past bij de gedichten.

Er is ook plaats voor melancholie, zoals in ‘horloge’. De eerste strofe gaat zo:

ik zie je sterven aan je eigen falen
vermagerd bang en in wegwerppyama
de verplegingsknop indrukken op zoek naar respijt
je wacht op een andere wasbeurt terwijl in
de wasmand je bevuilde ondergoed zich opstapelt
en door de muur gehuil klinkt
wordt opgevangen met slecht nieuws bij de bedrand
als je terugkomt van het kostbare roken

Een humorvol gedicht over een absurde situatie is ‘dermaterie’, een winkel waar je een nieuwe huid kunt kopen, compleet met romp en benen. Dat hangt allemaal om stangen of leunt in rekken. Stel je een meisje voor dat een nieuwe huid past met kleine borsten en vraagt of de beschouwer haar nog mooi vindt. Het gedicht eindigt met de treurige kennis: ‘maar we weten dat ze toch / zichzelf weer mee naar huis neemt / ze zwijgt de hele lange weg’.

Ontroerend is het gedicht voor zijn dochter. Ze is nog jong. Ze bouwt bergen in zand en straten van een stad. De dichter neemt zich voor: ‘ik zal met haar lopen haar alles tonen / de tover van deze plaats uit de stenen slaan // zo wacht de stad de schone taak / haar koninkrijk te zijn’.

Remco Ekkers

Wibo Kosters – Inwoner. Anderszins, Ermelo. 80 blz. € 17,50.