Een belangrijke studie

Nederlandse topambtenaren schreven in de zomer van 1940 aan de Duitse bezettingsmacht dat er in Nederland geen ‘Joods vraagstuk’ bestond. De Rijkscommissaris voor de bezette Nederlandse gebieden en zijn ondergeschikten dachten daar echter heel anders over en al snel werd een hele reeks anti-Joodse maatregelen afgekondigd die leidden tot de discriminatie, buiten de wet stellen, marginalisatie en deportatie van de Nederlandse Joden en de Joden die uit Duitsland en Oostenrijk naar Nederland waren gevlucht.

Om meer dan één reden is dit – uit het Duits vertaalde – boek van Katja Happe van belang. In de eerste plaats, omdat het de eerste grote Duitstalige monografie is over de geschiedenis van de Jodenvervolging in Nederland tijdens de Duitse bezetting. Vervolgens, omdat deze publicatie op grond van een indrukwekkende kennis van de bronnen en relevante literatuur bestaande interpretaties nuanceert, bijstuurt en aanvult. Die kennis van de bronnen is zeker ook te danken aan de twee banden in de bronnenpublicatie Verfolgung und Ermordung der europäischen Juden durch das nationalsozialistische Deutschland, 1933-1945 (Band 5: West- und Nordeuropa, 1940-juni 1942, Berlin 2013; Band 12: West- und Nordeuropa 1942-1945, Berlin 2015) waaraan Katja Happe heeft meegewerkt.

Zij heeft de achtergronden, het verloop en de uitwerking van de Jodenvervolging in Nederland bestudeerd. Ze stelt de vraag naar de verregaande betrokkenheid van de Nederlandse overheidsinstanties bij de vervolging en behandelt ook uitvoerig de opstelling van de Nederlandse regering in ballingschap in Londen. Het is uiterst pijnlijk om te constateren dat de Jodenvervolging daar echt geen hoge prioriteit had. Slechts een paar keer heeft koningin Wilhelmina er in haar toespraken voor Radio Oranje naar verwezen, meestal in niet meer dan één enkele zin.

Een van de kernvragen van dit boek is, waarom juist uit Nederland zoveel Joden werden gedeporteerd en vermoord. Factoren die daarbij ongetwijfeld een rol hebben gespeeld waren de onder de Nederlandse bevolking wijdverbreide gezagsgetrouwheid, het onvermogen van veel Joden om in te zien dat zij gevaar liepen, en niet in de laatste plaats de moeilijkheid om in het kleine en dichtbevolkte land onder te duiken of voor de Duitsers te vluchten. Heel nauwgezet wordt de rol van de Joodse Raad beschreven die hoopte door mee te werken met de bezetter meer te kunnen bereiken, maar in feite door de bezetter op geslepen wijze te zijn gebruikt.

De tweede kernvraag van deze studie betreft de vraag vanuit welk gezichtspunt instituties buiten het bezette Nederland naar de gebeurtenissen keken en of zij daarop invloed hebben proberen uit te oefenen. Het is in dat verband ronduit verbijsterend te moeten vaststellen dat reeds op 29 september 1943 de Endlösung feitelijk voltooid was.

Wat deze studie zo belangrijk, tegelijk ook zeer schrijnend, maakt is dat het op grote schaal gebruik maakt van dagboeknotities aan de ene kant en officiële documenten en correspondentie van de Duitse bezetter aan de andere kant. Voeg daarbij de twaalf pagina’s met biografische gegevens van hoofdrolspelers, een meer dan uitvoerig notenapparaat (pp. 393-471), een bibliografie (pp. 477-505),een personenregister (pp. 506-512) en deze publicatie verdient zonder meer een blijvende plaats wanneer het gaat over de Jodenvervolging in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Panc Beentjes

Katja Happ – Veel valse hoop. De Jodenvervolging in Nederland 1940-1945. Vertaald door Fred Reurs. Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen. 512 blz. € 39,99.