‘Hoe weinig heb ik van je geweten’

De flegmatieke Javier Marías (1951) is op zijn zachtst uitgedrukt een buitenbeentje in de Spaanse literatuur. De anglofiele professor – hij doceerde een tijdje in Oxford en vertaalde onder meer Faulkner, Shakespeare en Kipling naar het Spaans – groeide uit tot een van de bekendste auteurs van zijn land en schrijft nog steeds regelmatig columns voor El País waarin hij met veel gevoel voor understatement en tongue-in-cheekhumor incompetente Spaanse politici de levieten leest.

De openingszinnen van Berta Isla, Marías jongste roman’, zijn schoten in de roos en raken meteen aan de kern van het boek:

Een tijdlang was ze er niet zeker van of haar man wel haar man was, min of meer zoals je, in de halfslaap, niet weet of je denkt of droomt, of je je geest nog stuurt of die door oververmoeidheid bent kwijtgeraakt. Soms geloofde ze van wel, soms van niet, en soms besloot ze niets te geloven en gewoon verder te leven met hem, of met degene die op hem leek, die ouder was dan hij.

Aan het woord is Berta Isla zelf, en ze heeft het over haar echtgenoot Tom Nevinson, zoon van een Engelse vader en een Spaanse moeder. Eind jaren zestig leert ze hem kennen in Madrid, waar ze op dezelfde middelbare school zitten. Tom gaat daarna in Oxford studeren, waardoor ze elkaar een tijdje moeten missen. Wie al eerder werk van Marías las, bijvoorbeeld Zo begint het slechte, weet dat hij wel vaker schrijft over echtparen en bezig is met de vraag in welke mate mensen elkaar écht kunnen kennen. Want zelfs in het geval van het in wezen bizarre experiment dat we ‘huwelijk’ noemen, en waarbij twee mensen er schijnbaar toevallig voor kiezen om hun leven te delen, is die vraag verre van irrelevant.

In het geval van Berta en Tom is die sfeer van geheimzinnigheid wel heel sterk aanwezig. Tom wordt in Oxford namelijk benaderd door Edward Wheeler, een professor die hem probeert te rekruteren voor de Britse geheime dienst. Die draait op volle toeren, want de koude oorlog woedt nog in alle hevigheid, het conflict in Noord-Ierland heeft zijn hoogtepunt bereikt en in 1982 breekt de Falklandoorlog uit. Tom weigert aanvankelijk, maar doordat hij de hoofdverdachte van een (al dan niet in scène gezet) misdrijf wordt, moet hij Wheelers voorstel wel aanvaarden. Dat is de prijs die hij moet betalen om zijn naam te zuiveren.

Deze wending heeft natuurlijk ook ingrijpende gevolgen voor zijn relatie met Berta. Als Tom terugkeert naar Madrid en met haar trouwt, blijkt al snel dat hij vaak voor lange opdrachten naar het buitenland moet, zonder dat hij contact met haar kan opnemen. Dit alles speelt zich af tegen de achtergrond van de transición, de geleidelijke overgang van dictatuur naar democratie na de dood van Franco in 1975, en de aanslagen van de ETA.

Berta merkt uiteraard dat er iets niet in de haak is met Tom, dat een zekere onvrede aan hem knaagt:

‘In zijn langwerpige, grijze ogen was de onrust, die ze altijd had gekenmerkt en die contrasteerde met zijn gewone beminnelijkheid, versterkt: ze leken geen moment van rust meer te kennen, alsof ze de weerspiegeling waren van een onophoudelijke storm, die van één enkele starre gedachte die niet verdergaat, zich niet ontwikkelt en nergens aankomt.’ 

Het leven gaat door, Berta krijgt twee kinderen, maar het lukt haar niet om door te dringen tot haar man. Ze moet ‘een huwelijksleven met tussenpozen’ aanvaarden, tot Tom niet terugkeert van een missie. Berta wordt in totale onzekerheid gehouden: ‘Van wat ons niet wordt verteld weten we niets, en van wat ons wel wordt verteld evenmin, ook daarvan niet.’ Het is voor Marías ook een van de vele gelegenheden om met intertekstualiteit te spelen. De gelijkenis met Balzacs novelle Kolonel Chabert, waarin een dood gewaande militair na jaren terugkeert naar zijn vrouw, gaat hij niet uit de weg. Integendeel, hij wijst er zelf expliciet op, zoals hij ook uitgebreid laat blijken hoe hij zich door de poëzie van T.S. Eliot of Shakespeares Hendrik V liet inspireren.

Spionage is in feite maar een voorwendsel voor Marías om zich af te vragen in hoeverre onze levens schijnvertoningen zijn, wat we verbergen of verzinnen, hoeveel van wat we écht voelen en denken we willen of kunnen onthullen, zelfs aan de mensen die ons het meest dierbaar zijn. En meer in het algemeen confronteert Marías zijn lezers met de vraag hoe we omgaan met onze desillusies, de teleurstellingen over de verschillen tussen het leven dat we ooit voor ons zagen en wat het uiteindelijk is geworden:

Een mens beperkt geleidelijk zijn heftige impulsen en zijn verwachtingen, neemt allengs genoegen met gehavende versies van wat hij wilde bereiken of meende te hebben bereikt, in elke fase van het leven worden afzwakkingen en onvolmaaktheden toegestaan, eisen worden aan de kant gezet: Goed, dit is niet gelukt, erken je bij jezelf; maar er is nog genoeg over; het is nog de moeite waard en je kunt doen alsof, het zou erger zijn als er niets was, als alles naar de bliksem was gegaan.

Berta Isla is een van de meest confronterende en herkenbare romans die Marías schreef.

Daan Pieters

Javier Marías – Berta Isla. Uitgeverij Meulenhoff, Amsterdam, 2018. 576 blz., € 24,99. Uit het Spaans vertaald door Aline Glastra van Loon.