Het getal 80 als opponent

Als Tzum-eindredacteur van dienst ben ik elke woensdagavond de eerste die de nieuwe 80 woorden van Karel Feenstra te lezen krijgt, althans de eerste buitenstaander, want ‘Roos, mijn geliefde, leest ze altijd als eerste’, schrijft de auteur in het naar schatting 500 woorden tellende ‘Ten slotte’ waarmee de bundel Hand schudt hoofd. Ultrakorte verhalen besluit.

Ik lees er dus elke week één. Eén ultrakort verhaal van 80 woorden. Elke keer ben ik verbluft dat het Karel weer is gelukt om in 80 woorden een compleet verhaal te vertellen. Het gaat over iets wat hij heeft gelezen, over een uitstapje, over zijn Limburgse familie, over zijn dochter, ‘een hele grappige: Iris’, zoals in Karels profiel onder zijn stukjes staat.

In de week dat zijn 300ste 80 woorden op Tzum stond en Karel Feenstra aldus zijn totaal op 24.000 bracht, werd de verschijning van de bundel Hand schudt hoofd gevierd met een borrel in Den Haag waar de schrijver, zijn geliefde en hun grappige dochter woonachtig zijn.

Lees ik normaliter dus van Karel 80 woorden per week, ik heb er na lezing van de bundel 9280 achter de kiezen. In Hand schudt hoofd zijn 116 van de columns samengebracht, gerangschikt naar thema in zes hoofdstukken. Het zesde hoofdstuk is geheel gewijd aan Willem van Normandië, ook bekend als Willem de Bastaard maar vooral als Willem de Veroveraar. In 1066 deed hij een geslaagde omgekeerde Brexit, een Brentrance als het ware.

Elke aflevering van 80 woorden vormt een blokje tekst: Feenstra gebruikt geen alinea’s. In het boek zijn alle regels uitgevuld, waardoor het ook letterlijk blokjes zijn, haast vierkant. De teksten staan midden op de pagina’s afgedrukt onder een vetgedrukte kop, vaak bestaande uit één woord. De titel telt niet mee in de 80 woorden die Feenstra als limiet hanteert. Hij zou er meer of minder kunnen gebruiken, schrijft hij, ‘maar dat zou een nederlaag zijn. Schrijven is een vechtsport. De Nederlandse taal is mijn wapen, het getal 80 mijn opponent.’

Nu ik die 116 maal 80 woorden in één keer tot me nam, viel me op wat je niet ziet als je ze met de frequentie van een per week leest. De columns (zo worden ze op Tzum gepresenteerd) van Karel Feenstra zijn feitelijk in proza vervatte gedichten, misschien sonnetten. Ze beginnen met een observatie, een vaststelling, een herinnering, die in de volgende zinnen nader wordt uitgewerkt door op het onderwerp in te zoomen. Tenslotte volgt de wending, of wat je ook zou kunnen noemen de clou, de uitsmijter.

In zijn nawoord zegt Feenstra:

[…] schrijven is niet alleen een resultaatgerichte actie, het is ook een mindset. Je moet anders kijken. Beter proeven. Goed luisteren. Opschrijven wat je gezien hebt, en het meeste voor jezelf houden. Sommige gedachten prijsgeven.

Ik denk dat het bij het werk van Feenstra om deze laatste twee zinnen gaat: het meeste voor jezelf houden en sommige [cursivering fvd] gedachten prijsgeven. Niet alles willen vertellen, en zodoende toch alles vertellen. Na het tachtigste woord duurt het even voordat bij de lezer het aha doorbreekt: goed gezien, Karel, mooi gezegd. Zo brengen de stukjes van Karel Feenstra elke woensdagavond bij mij een glimlach teweeg.

En dat zonder één woord te veel.

Frank van Dijl

Karel Feenstra – Hand schudt hoofd. Ultrakorte verhalen. Tzum-reeks 12. Uitgeverij kleine Uil. € 16.