Ik wil alleen maar uitzicht

Intensief kijken naar wat we heel gewoon vinden en er dan over nadenken. En nog eens. En nog eens. Zo wordt je alledaagse wereld steeds buitengewoner. Je hebt er wel veel tijd voor nodig, maar die heeft Sylvia Hubers, schrijft ze in Wat als we niet waren betoverd. ‘De meeste mensen werken veel harder dan ik. Of eigenlijk: vergeleken met de meeste mensen doe ik helemaal niets.’ Want schrijven is welbeschouwd niets, zegt het schuldgevoel van de schrijver.

De zeer korte verhalen van Hubers hebben één ding gemeen: ze betrekken je als lezer bij haar leven. Zij is de persoon in een gezelschap die altijd opmerkt ‘Maar is dat eigenlijk wel zo?’, om situaties waar we het allemaal wel zo’n beetje over eens lijken te zijn ter discussie te stellen met kleine filosofische bespiegelingen. Dat is niet alleen vermakelijk, maar ook noodzakelijk, want we zijn het in deze tijd over wel erg veel dingen eens. Politiek uiteraard niet, maar over de rest wel. Mensen zullen immers niet snel protesteren als een ander opmerkt dat een zesjescultuur een kwalijk fenomeen is. Of als iemand zegt dat we uit onze comfortzone moeten komen. Hubers doet dat wel: ‘Maar ik zit er net in! Met veel moeite voor elkaar gekregen […]. En nou moet ik daar weer uit?! […] Jullie zijn gek.’

Schrijvers van zeer kort proza zijn er meer, maar Hubers’ toon is herkenbaar afwijkend, met veel doordachte herhaling van woorden en zinnetjes, manieren waarop ze zichzelf disciplineert (‘Ik gaf mezelf een klap terug’) en met ons gedeelde bezweringen (‘Ik zweer je, bij elk wakker worden Dank voor de nacht. Dank voor de ochtend lezen, dat doet wat!’). Soms schemert er enig Armando-achtig absurdisme doorheen, bijvoorbeeld als de rede opeens ook vaardig wordt over losse lichaamsdelen. Niet langer wil de linkerarm zich tevredenstellen met de restklusjes van de rechter. De praktijk blijkt weerbarstig:

Wat is mijn linkerhand ineens stil. Gisteren nog had ze de mond vol over emanciperen, participeren, verantwoordelijkheden nemen en moet je haar nu eens zien liggen, uitgeput, uitgeteld, op de door haar zo gehekelde leuning van de bank. Emanciperen is blijkbaar een vermoeiende bezigheid.

Hubers komt in verschillende bijdragen terug op haar bevoorrechte positie, vrij van last en ruggespraak, bovendien betaald door man en organisaties, zodat ze zich helemaal kan overgeven aan het prakkiseren over mensen, hun gedrag en de omringende wereld. Het resulteert niet alleen in een licht schuldgevoel, maar ook in opluchtende relativeringen of juist creatieve dwanggedachten. Dat is wat veel ruimte in tijd met je kan doen, bijvoorbeeld obsessief denken aan Kim Jong-Un en je afvragen wat hij daar van zou vinden, als hij het wist.

Vaak en lang peinzen over een klein, beschut bestaan, kan voor buitenstaanders al snel heel beperkt lijken, maar in een tijd dat elk digitaal berichtje in een fractie van een seconde langsfladdert om even snel in de mist van de tijd te verdwijnen, is dit werk misschien wel juist revolutionair brutaal. Hubers speelt een vernuftig spel van richting en tegenrichting, bijvoorbeeld in een tekst over een gedroomde man, die ze afwijst omdat ze haar echte man niet wil teleurstellen, eindigend in de vaststelling dat het werkelijke leven soms juist weer op een droom kan lijken.

Honderdvijftig ultrakorte verhaaltjes telt de bundel van Sylvia Hubers, oud-stadsdichter van Haarlem, die ook met haar proza-benadering nooit ver verwijderd is van poëzie. Wat ze er mee bereikt, heeft een hoger soortelijk gewicht dan menige roman en reikt ook meer stof tot nadenken aan. Maar bovenal is het in staat je aan het lachen te maken. Dat zeker. Het is het resultaat van een helemaal niet verkeerde levenshouding, die het onnodig maakt om zo modieus uit je comfortzone te komen:

Waartoe zal ik me bekeren? Ik verlang ernaar om stil te staan, om me heen te kijken en ineens rechtsom, linksom, voorwaarts, achterwaarts of diagonaal naar beneden of naar boven te draaien. En dan de wereld met heel andere ogen te bekijken. Alsof ik opnieuw geworpen ben. […] Want ik wil alleen maar uitzicht. Een voortdurende bekeerling zijn in een zich voortdurend omkerende wereld.

André Keikes

Sylvia Hubers – Wat als we niet waren betoverd. Prometheus, Amsterdam, 168 blz. € 21,99.