Kennis is lust

Een studiedag is voor een docent doorgaans verloren tijd, al wordt er ontzettend veel geld aan gespendeerd. Ik kan niet te veel in details treden, want ik moet het nog meer dan tien jaar volhouden tot mijn pensioen en ik moet binnenkort ook nog aantonen dat ik computervaardig ben (het beheren van een van de grootste literaire sites van Nederland hoort daar niet toe). Iedere docent kent wel de ochtenden, middagen, zelfs hele ‘heidagen’ die zijn ingedeeld met leuke openingen (‘Kennen jullie Mentimeter?’) kennismakingsspelletjes, groepsgedoe (‘denken, delen, uitwisselen’), iemand die iets gaat uitleggen waarbij je op het digibord een cirkeltje ziet van pijltjes (stap 1, stap 2, stap 3 en stap 4) en tot slot de reflectie, waarna de flapovervellen met gekleurde Post-its worden opgevouwen en je er nooit meer iets van hoort. Voor de lange versie hiervan: lees De rendementsdenker van Lucas Zandberg.

Sinds dit jaar zit ik in een DOT (Docent Ontwikkel Team) onder leiding van Marijke Meijer Drees bij de RuG. We zijn maar met ons vijven, inclusief Marijke, en we proberen iets te ontwikkelen voor de historische letterkunde in het voortgezet onderwijs, zowel in de bovenbouw als de onderbouw. We worden regelmatig getrakteerd op een deskundige in ons vakgebied die dan met ons vijven komt spreken. Een ongekende luxe. Afgelopen donderdag was Frits van Oostrom te gast. Hij begon niet met een Kahoot of met een spelletje, maar begon meteen met vertellen over ons vak, de bedreigingen, maar ook de toegenomen mogelijkheden (kijk naar alle edities die online staan, kijk naar zo’n prachtige site als literatuurgeschiedenis.nl die wel weer doorontwikkeld mag worden). En halverwege liet hij zich de zinsnede ontvallen die hij wel vaker als promotor van de wetenschappen heeft gebruikt: ‘Kennis is lust.’

Als er iets is wat al die deskundigen die wij in onze DOT ontvangen (dat klinkt toch smeriger dan het is) verbindt dan is het het plezier om die kennis te delen. Eerst is er het genot om zelf te iets ontdekken, verbindingen te leggen waar die er nog niet waren en daarna is er het plezier om anderen daarbij te betrekken. Je merkt na twee of drie zinnen altijd of een spreker echte kennis heeft of alleen goed is in het herhalen van onderwijskundige open deur-principes. Er zijn heel veel collega’s die blij worden van het laatste. Zo zag ik laatst in een collegezaal volwassenen elkaar staand een bal toewerpen, een ‘activerende werkvorm’ waar ik zelf enorm agressief van zou worden. Ik word blij van iemand die iets weet, iemand die mij kennis bijbrengt. En dat ik gewoon kan zitten.

Afgelopen donderdag zou Corrie Joosten jarig zijn geweest. Aan haar dacht ik ook toen Frits van Oostrom ons bezocht, als mediëvist zou zij daar graag bij zijn geweest. Ik dacht ook aan al die uren die zij besteed heeft aan het Basisboek Literatuur, op zoek naar nieuwe voorbeelden, artikelen en boeken lezend over vakonderdelen waar ze net iets minder van wist en aan het plezier dat we gezamenlijk hadden om nog meer te weten. Je hoeft maar een paar mensen in je omgeving te hebben die dat vuur hebben om het als docent vol te houden en het mooie is: die zijn er altijd en er komen gelukkig ook steeds nieuwe bij.

Coen Peppelenbos