Schouderophalen, hoofdschudden en glimlachen

Gisteren won De witte kamer van Samantha Stroombergen De Gouden Strop. Ik heb een haat-liefdeverhouding met het genre thriller. De meeste romans zijn zo erbarmelijk geschreven dat de stijl me het plezier van het lezen van het verhaal ontneemt. Toevallig kwam ik gisteren ook nog een vernietigende recensie op het Thrillerlezersblog tegen waarin alle plotfouten worden benoemd. Om te voorkomen dat ik 368 bladzijden lang chagrijn zou verzamelen, besloot ik tot een quickscan van het boek. Met mijn KOBO Plus-abonnement kan ik snel zoeken naar de woorden en constructies waar ik altijd kregelig van word. Als die er te veel in zitten, laat ik het boek ongelezen.

Schouderophalen
Als een schrijver duidelijk wil maken dat een personage het ook niet weet, dan worden er schouders opgehaald.

– Hij produceerde een soort wrange grijns en haalde zijn schouders op.
– Hanna haalde haar schouders op
– Thomas haalde zijn schouders op.
– Ze haalde haar schouders op.
– Daniël haalde zijn schouders op.
– Léon had zin om opstandig te doen, maar haalde zijn schouders op en stak het pakje sigaretten terug in zijn jaszak.
– Léon haalde zijn schouders op.
– Stijn haalde zijn schouders op.
– Ze haalde bijna achteloos haar schouders op.
– Léon haalde zijn schouders op.
– Hij haalde zijn schouders op en grimaste even, waarschijnlijk vanwege de wond die hij steeds voor haar probeerde te verbergen.
– Daar vond ze niet zo veel steun; hij haalde slechts zijn schouders op.
– Ze haalde haar schouders op.
– Sophie haalde haar schouders op.
– Léon haalde zijn schouders op en schoof zijn stoel wat aan.
– Léon luisterde, haalde zijn schouders op.
– Wolters haalde zijn schouders op.
– Ze haalde haar schouders op.
– De vrouw haalde haar schouders op.
– Hij haalde zijn schouders op.

Voorhoofd fronsen en wenkbrauwen optrekken
Misschien een korte uitleg vooraf. Fronsen wordt normaal gebruikt in combinatie met iets wat gefronst kan worden. Meestal de wenkbrauwen, maar daarnaast ook het voorhoofd. De personages bij Stroombergen fronsen (en fronzen) ook zelfstandig. Meestal wil een schrijver duidelijk maken dat een personage het ook niet weet.

– Als hij nog meer zou fronzen [sic], dan zouden zijn wenkbrauwen permanent zo blijven staan.
– Ze maakte zich uit de voeten en voegde zich bij Léon, die haar met een frons aankeek.
– In plaats daarvan bestudeerde ze het handje van Fatima met een steeds dieper wordende frons op haar gezicht.
– Hij fronste en duwde bijna zijn oor tegen de deur.
– Ze fronste even.
– Ze fronste.
– Léon fronste.
– Jon fronste, sloeg zijn armen over elkaar heen en ging iets meer naar voren zitten.
– Hij nam Léon en Thomas met een diepe frons in zich op.
– Hij fronste toen iedereen hem schaapachtig aankeek.
– Léon fronste maar antwoordde niet.

– Thomas trok zijn wenkbrauwen op.
– Daisy staarde haar aan, haar lippen iets van elkaar, haar wenkbrauwen licht opgetrokken.
– Ze trok haar wenkbrauwen op.
– Daniël keek Léon even met opgetrokken wenkbrauwen aan.
– Simons trok zijn wenkbrauwen op.
– Hij trok zijn wenkbrauwen op.
– Hij trok zijn wenkbrauwen op en zette een nieuwe cappuccino voor haar neer, hoewel ze er geen besteld had.
– ‘Echt niet,’ voegde ze eraan toe toen Sophie haar wenkbrauwen optrok.
– Ze keek met opgetrokken wenkbrauwen op van een kennelijk zeer enthousiast dossier.
– Simons trok zijn wenkbrauwen op.
– Een ietwat mollige vrouw met een fleecedeken om haar schouders en een chagrijnige oogopslag keek hem met opgetrokken wenkbrauwen aan.

Hoofdschudden
Als een schrijver duidelijk wil maken dat een personage het ook niet weet, dan wordt er met het hoofd geschud.

– Iemand tikte tegen haar horloge, schudde haar hoofd.
– Sophie schudde haar hoofd en ging dichter bij haar staan.
– Ze schudde haar hoofd.
– Hij schudde zijn hoofd.
– Hij schudde zijn hoofd, wreef zijn handen over elkaar.
– Ze schudde haar hoofd.
– Johan schudde zijn hoofd.
– Hij schudde zijn hoofd.
– Daniël schudde ongelovig zijn hoofd.
– Léon schudde zijn hoofd.
– De man schudde langzaam zijn hoofd.
– Jeffrey schudde zijn hoofd.
– Léon schudde vermoeid zijn hoofd.
– Hij schudde zijn hoofd.
– Léon wierp een blik opzij en schudde toen zijn hoofd.
– Brent schudde zijn hoofd.
– Ze was een moment stil, schudde vervolgens langzaam haar hoofd.
– Hanna schudde haar hoofd.
– Léon schudde ongelovig zijn hoofd.
– Ze schudde haar hoofd.
– Kalilah schudde haar hoofd.
– Mirte schudde haar hoofd en barstte in tranen uit.
– Ze schudde zwakjes haar hoofd.
– Sophie schudde haar hoofd al voordat hij was uitgesproken.
– Léon schudde zijn hoofd.
– Ze schudde haar hoofd.
– Die schudde zijn hoofd.
– Hij schudde zijn hoofd, liet een boer.
– Hij schudde zijn hoofd.
– Léon schudde zijn hoofd.
– Hij zag nog net hoe de buurman zijn hoofd schudde en een telefoon naar zijn oor bracht voordat hij Thomas naar binnen volgde.
– Hij sloeg zijn blik neer en schudde met zijn hoofd.

Glimlachen
In het normale leven glimlachen mensen nooit zoveel als in boeken.

– Nee, hij stak zijn bebaarde kin naar voren, glimlachte, knipperde langzaam met zijn ogen: Het is goed zo, wees niet verdrietig.
– Hanna zette een glimlach op.
– Ze probeerde te glimlachen.
– Hanna glimlachte.
– Het duurde een paar seconden voordat hij schaapachtig glimlachte en over zijn schouder naar het pad in de richting van de plaats delict keek.
– Hij glimlachte.
– ‘Dat vond die lerares vast ongemakkelijk,’ zei Sophie glimlachend.
– Ze glimlachte bij de herinnering aan Lena die haar hand angstvallig vasthield (…).
– Ze glimlachte.
– Hanna probeerde te glimlachen.
– Ze glimlachten naar elkaar toen hij de tas gaf.
– Ze glimlachte naar iemand in het voorbijgaan.
– Madelon glimlachte.
– Ze wurmde zich langs de twee volwassenen en stak een hand uit naar Thomas, waar Léon om moest glimlachen.
– Ze glimlachte.
– Toch knikte hij en dwong hij zichzelf te glimlachen.
– Ze glimlachte.
– Ze zette alles op het bureau, glimlachte waterig en maakte zich weer uit de voeten.
– Toch knikte hij, met iets van een flauwe glimlach om zijn lippen.
– Ze glimlachte vriendelijk, hoopte ze.
– Hanna zag er tevreden uit, zoals ze met een nauwelijks zichtbare glimlach naast hem liep.
– Een van de vrouwen draaide zich om en stak haar handen met een gulle glimlach naar hen uit.
– Hij forceerde een glimlach en bewoog zijn hand langs zijn hoofd om aan te geven dat hij het lekker vond.
– Glimlachte toen er bloed over zijn polsen liep.
– Zijn glimlach verdween.
– Van Hout glimlachte.
– Ze glimlachte
– Een glimlach van medelijden, dat was duidelijk.
– Hij glimlachte.
– Ze glimlachte en ging op haar tenen staan om hem een kus op zijn wang te geven.
– Ze glimlachte guitig.
– Ze schonk de glazen royaal in uit een een geopende fles rode wijn [dat zou bij een dichte fles wijn een stuk moeilijker gaan, CP], tikte haar glas tegen het zijne en glimlachte warm.
– Léon produceerde iets wat op een glimlach leek.
– Hij leunde achterover met wat Hanna interpreteerde als een tevreden glimlach.
– Dan zet ik een glimlach op en dan is het klaar.
– Ze glimlachte stijfjes.
– Toch glimlachte ze naar haar ouders en gaf ze hun allebei een kus op de wang, precies zoals beschaafde mensen hoorden te doen.
– Ze glimlachte terug.
– Léon glimlachte.
– Toen glimlachte hij, drukte een kus op zijn hand en blies die weg naar iemand die Jeffrey niet zag.
– Ze glimlachte.
– Toen glimlachte ze, al bereikte de glimlach haar ogen niet.
– Léon drukte zijn wijsvinger tegen haar lippen en glimlachte.
– Ze glimlachte, net als hij.
– Brent glimlachte naar Sebastiaan, die hun lege bordjes pakte.
– Léon glimlachte.
– Hij glimlachte en hoopte maar dat dit geruststellend overkwam.
– Ze glimlachte.
– Hanna glimlachte en stak haar eigen pink uit om die van Sophie te schudden.
– Ze glimlachte.
– Hanna glimlachte.
– Simons glimlachte, hield zijn hoofd schuin en perste zijn lippen op elkaar.
– Postma glimlachte.
– Ze glimlachte.
– Postma glimlachte niet meer.
– Toen de vrouw wegliep, glimlachte hij.
– Hij glimlachte geforceerd.
– Sommigen glimlachten even, zoals Stijn en natuurlijk Thomas.
– Hoewel Hanna hem niet kon zien, wist ze dat hij glimlachte.
– Ze glimlachte toen ze zijn culinaire hoogstandjes zag.
– Hij glimlachte verontschuldigend naar Mirte.
– Tahu glimlachte.
– Hij glimlachte om het ongeduld in zijn stem wat af te zwakken.
– Hij glimlachte in de hoop dat haar houding iets zou verzachten, maar haar gezichtsuitdrukking veranderde niet.
– Ze glimlachte zuinig, voor het eerst sinds ze de deur opende.
– Ze glimlachte.
– Ze glimlachte en pakte een ouderwetse telefoonhoorn van de haak.
– Ze glimlachte.
– Hij glimlachte en deed het portier van zijn auto open.

Ik stop nu maar. Ik vermoed dat ik niet enthousiast zal worden tijdens het lezen van dit boek.

Coen Peppelenbos

Samantha Stroombergen – De witte kamer. Meulenhoff Boekerij. 368 blz. € 15,-.