Groots

Al na enkele bladzijden lezen in de eerste bundel van de Russische dichter Galina Rymboe die in het Nederlands werd vertaald, voor zover ik weet dan, want ik had nog nooit van haar gehoord, liet ik het boek uit mijn machteloze handen vallen en viel ik overmand door hevige emoties achterover op de divan. De djongos, die nimmer ver van mijn zijde week, woei me frisse lucht toe met de pendesak en druppelde jenever op mijn in tongen prevelende lippen. Nadat ik weer enigszins was bijgekomen raapte hij het boek op van de grond en bekeek nieuwsgierig het omslag. ‘Wat staat hier, toean?’ vroeg hij. Ik las hem auteursnaam en titel voor, en de naam van de uitgeverij, Perdu, die bijzonder klein was afgedrukt. ‘Was mijn naam geen Adipati’, zei hij dromerig, ‘dan zou ik ook Rymboe willen heten’, waarop hij met een weemoedige blik in de nevelige verte staarde, bevangen door een weemoed van levensgelatenheid. Een berusting in al het kleine aardse donkere onder die eindeloze hemel dreef om en toverde een beklemmende geheimzinnigheid. ‘Waar gaat het over, toean?’ vroeg hij. ‘Avonturen? Een held die zijn volk bevrijdt? Liefde? Krijgen zij elkaar?’ ‘Niets van dat alles, jongen’, zei ik, ‘maar laat me nu.’ Hij ontstak de olielampen en trok zich discreet binnen gehoorsafstand terug, klaar om na de geringste wenk mijnerzijds gedienstig overeind te schieten, onder achterlating van de kruik en een waterglas. Buiten maakten de jangkriks een oorverdovend kabaal. Nadat ik koortsachtig een paar glazen had geledigd voelde ik me weer in staat verder te lezen. Het was ver na middernacht toen ik in een onrustige slaap viel. Ik droomde dat ik in de schemer door een desolaat en winters landschap liep met een vrouw op mijn rug, die haar mond vlakbij mijn oor hield en onafgebroken tegen me praatte in een betoog dat volkomen logisch in elkaar zat, maar dat ik niet kon volgen. Als ik haar van me af wilde schudden klampte ze zich steviger vast, maar haar monoloog zette ze onverstoorbaar voort. Ik wist dat het belangrijk was wat ze vertelde, de oplossing van het wereldraadsel misschien zelfs, maar hoewel ik de woorden herkende en de syntaxis weinig afweek van wat ik gewend was bleef wat ze zei onbegrijpelijk. Uitgeput en badend in het zweet werd ik bij zonsopkomst wakker, terwijl buiten de buruh met gestage tred naar de dessa trokken en de vrouwen van de kraton de sambalan voor het avondmaal oelekten. Bij het ontbijt lag het boek dichtgeslagen voor me, desondanks werd ik een gestaag murmelen ingezogen, zodat ik ten langen leste het maar weer oppakte en opensloeg, op de plaats waar ik gebleven was:

de redenen van de materie zijn niet betrokken bij haar organisatie-
principe, het teken heeft niet te maken met wat het doet; en
de overblijvende betekenis houdt zichzelf zowat vast aan de delen,
zich oprollend in de diepte van een gesloten kamer, die aange-
schroefd is rondom haar bestaan binnen de soort “kamer”; het
taxonomische materiaal is verkregen in de vorm van organische
chemie van het teken uit het verleden op uitgeklapte klemborden
niet ver van een ingebeelde spoorweg; het stenen geraas van
de rivier, ofwel doorboort iets een handpalm en beweegt het zich
voort met de botten van de laatste gesteltenis; het bloed laat rode
rook ontsnappen in allerlei richtingen vanaf de lichaamsbuis;
enkel de zwarte gal van het teken schommelt in de blaas van de
handeling; ze wisselen hun handschoenen voor een nieuwe hande-
ling en houden andere buizen vast, waaruit gewoon iets slijmerigs
komt; de wet is onbetrouwbaar

Bij het doorleven van poëzie, ik heb dat in mijn bijdragen vaker opgemerkt, staat vaak de reflex om meteen maar aan het duiden te slaan ware lezing en diep gevoelde ervaring in de weg, de geest is daarvoor te druk met het herkennen van verbanden in en buiten de tekst, met ritme en eventueel rijm, woordfrequentie, mogelijkheden van betekenis, alsof het gedicht niet meer is dan een wat duur uitgevallen kruiswoordraadsel, of dat je bij een dichter die Rymboe heeft en zich vooral van prozagedichten bedient wijsneuzig naar Rimbauds Illuminations gaat zitten verwijzen. Vrijwel iedere dichter voldoet maar wat graag aan die verwachtingen, dat is prettig voor hem, zolang het maar voorzien is van voldoende herkenningstekens, bijvoorbeeld door iedere regel af te breken en veel wit op de pagina, wordt het automatisch ontvangen en gelezen als poëzie. Rymboe knalt in de eerste drie afdelingen gewoon de hele regel vol, zodat op het eerste gezicht haar gedichten op slecht geredigeerd proza lijken, tot je het al proza probeert te lezen en van een koude kermis thuiskomt. Pas bij herhaalde lezing vallen je vermoedens van patronen op, woorden en begrippen die terugkeren, gletsjers, mensen in uniform en in burger, partikels, tankers, buizen, ontploffingen, maar doordat die als het ware zijn losgerukt uit hun vertrouwde taalomgeving en in nieuwe verbanden zijn geweven die eigenlijk veel natuurlijker overkomen, waarbij Rymboe op indrukwekkend natuurlijke wijze abstract en concreet aan elkaar smeedt, ontstaat een geheel nieuwe werkelijkheid, die alleen maar verdacht veel lijkt op wat wij in ons dagelijks leven waarnemen en interpreteren als realiteit. Wanneer je als lezer zo wordt opgetild en meegenomen, wil ik maar zeggen, is het zonde om toch weer aan het interpreteren te slaan of erger nog, Rymboe voor één of ander plat politiek karretje te spannen, daar is deze poëzie simpelweg te goed en op een aangename manier complex voor. Dat hebben ze bij Perdu ook begrepen, door geen voorwoord te leveren waardoor je meteen al door een gekleurde bril aan het lezen slaat en van alles mist, maar een totaal onbegrijpelijk nawoord dat het raadsel zoals het hoort alleen maar groter maakt. Het schijnt trouwens dat Rymboe ondanks haar jeugd meer geschreven heeft, voor de vertaling daarvan moeten ze maar gauw een nieuwe crowdfundingactie starten, ik doe wel mee en de buren ook.

Enno de Witt

Galina Rymboe – Tijd van de aarde. Perdu, Amsterdam. 84 blz. € 19,95.