De literatuur als femme fatale 

Nadat zijn in 1898 in eigen beheer uitgegeven tweede roman Senilità ‘niet één woord van lof of afkeuring van onze critici’ had verworven, riep Italo Svevo (letterlijk: de Italiaanse Duitser, pseudoniem van Ettore Schmitz) bij herhaling uit dat het wat hem betreft was gedaan met het ‘belachelijke en schandelijke ding dat literatuur heet’. Hij was bovendien kort daarvoor, na een lang vrijgezellenbestaan, met zijn dertien jaar jongere nichtje Livia getrouwd en had zich in een verantwoordelijke positie in de zaak van zijn schoonouders weten te manoeuvreren. Wat zou hij zich nog te sappel maken?

Maar zoals hij ook dagelijks verkondigde te zullen stoppen met roken en intussen gewoon door bleef paffen, bleef hij ook schrijven, al kon hij er niet toe worden bewogen om zijn werk te publiceren. Daarvan zag hij het nut niet in, en het moet tot de grilligheden van het lot worden gerekend dat hij juist door zijn baan in contact kwam met de in die tijd in Triest wonende James Joyce. Svevo moest voor de fabriek van scheepsverf van zijn schoonouders geregeld naar Engeland reizen. Hij onderkende de noodzaak van een iets meer dan schematische kennis van het Engels en vervoegde zich bij Joyce, toen nog alleen bekend vanwege zijn drankzucht, die hij kon financieren door privéonderricht te geven. Het was James Joyce die het gevoel van eigenwaarde bij Svevo de schrijver herstelde.

Vijfentwintig jaar na Senilità verscheen La coscienza di Zeno (Bekentenissen van Zèno) en in 1927 liet Svevo zich door het enthousiasme van de toen al naar Parijs uitgeweken Joyce overhalen om Senilità te laten herdrukken. Hij proeft zelfs nog enige roem – zoals gebruikelijk meer in het buitenland dan in zijn eigen Triest – voordat hij in 1928 op zijn zesenzestigste aan de gevolgen van een auto-ongeluk overlijdt.

Pas in de jaren zestig werd zijn kleine oeuvre toegankelijk gemaakt, voor de Nederlandse lezers door de vertalingen van Jenny Tuin. De Nederlandse titel van Senilità, Een man wordt ouder, is gebaseerd op het door Joyce voorgestelde, maar door Mia Meijer in haar inleiding op Svevo’s Dagboek voor mijn verloofde niet adequaat genoemde As a man grows older.

Inderdaad gaat de ruim tweehonderd bladzijden tellende, strak geschreven roman, meer over de ‘seniliteit’ van Emilio Brentani dan over het vorderen van diens jaren. Die seniliteit bestaat uit een dwangmatige, vooral seksueel gerichte en uiteraard ongeneeslijke liefde die de kantoorklerk met literaire ambities heeft opgevat voor het arbeidersmeisje Angiolina. Zij brengt hem in totale verwarring. Volkomen apathisch en willoos stapt hij als in een droom door zijn leven, een gemakkelijk slachtoffer voor de van veel meer pit blijk gevende Angiolina.

In deze twee figuren staan de droom en de werkelijkheid tegenover elkaar. Het is uiteraard de werkelijkheid die de droom zal verpletteren, een trieste ervaring voor Brentani, maar wel een die hem later zal blijken te hebben gelouterd. Pas in de laatste alinea’s krijgt de Nederlandse titel van het boek achtergrond: ‘Jaren later keek hij geboeid en gecharmeerd terug op deze periode, de belangrijkste en kleurrijkste van zijn leven. Hij teerde erop zoals een oude man op zijn jeugdherinneringen.’ Svevo geeft dan een prachtig literair beeld, waarin Angiolina ‘onverminderd al haar schoonheid’ behoudt, maar tevens alle kwaliteiten van Brentani’s zuster Amalia aanneemt. Deze Amalia, met wie Emilio Brentani samenwoonde, komt in de loop van het boek te sterven. Haar broer trekt zich uit schuldgevoel haar dood zeer aan; hij verwijt zichzelf zijn zuster om Angiolina verwaarloosd te hebben.

De tragiek van Amalia krijgt groteske dimensies door haar in het geheim gekoesterde liefde voor de beeldhouwer Stefano Balli, een van de artistieke vrienden van Emilio. Met superieure ironie beschrijft Svevo hoe Emilio, na het ontdekken van die stille liefde, maatregelen neemt die erop gericht zijn zijn zuster te vrijwaren voor de gevaren van de liefde, en dat terwijl hij zichzelf verlustigt in het haast dierlijke avontuur met Angiolina.

Deze femme fatale is zelf trouwens ook niet vrij van hypocrisie: ze beweert pas met Emilio naar bed te kunnen als zij zich met een schoenmaker heeft verloofd om haar éér. Maar al op de eerste bladzijde van het boek is ze geen maagd meer. Brentani wordt haast krankzinnig van jaloezie als hij tot het besef van de waarheid komt, maar hij stort zich, alsof hij wordt gedreven door een niet te stuiten drang tot zelfvernietiging, dan met nog meer energie in de verhouding. Overigens kan ook het gedrag van Emilio niet volkomen zuiver worden genoemd. Hij maakt zichzelf, na een tijdelijke scheiding, wijs dat Angiolina ‘de herinnering (zou) bewaren aan een man die haar had bemind niet uitsluitend’ met het doel haar te kussen, maar met zijn hele wezen, zo oprecht dat de eerste de beste slag aan zijn liefde toegebracht hem dermate had verwond dat hij afstand van haar had gedaan.’ (Blz. 94-95).

Wie houdt hier nu eigenlijk wie voor de gek? Op blz. 8, in de openingsalinea, lezen we immers (let op de onderkoelde ironie):

Meteen, met de eerste woorden die hij tot haar richtte, wilde hij haar waarschuwen dat hij niet van plan was zich in een al te diepgaande relatie te verstrikken. Hij drukte zich ongeveer zo uit: “Ik houd veel van je en om jouw bestwil zou ik willen afspreken dat we heel voorzichtig te werk gaan.” Deze zin was zo bedachtzaam dat men moeilijk kon geloven dat hij door altruïsme was ingegeven, en de volgende woorden zouden een beetje openhartiger hebben geklonken: “Ik vind je erg aardig, maar in mijn leven zul je nooit meer kunnen zijn dan een speelpop. Ik heb andere verplichtingen: mijn carrière, mijn familie.

Na zo’n inzet kan een roman al bijna niet meer kapot. Svevo zet zijn hoofdfiguur meedogenloos neer. Al zijn onhebbelijkheden komen onverbiddelijk aan het licht. De biografie van Italo Svevo doet vermoeden dat aan die meedogenloosheid zelfspot ten grondslag ligt: voordat hij aan Senilità begon, had hij een ongelukkige verhouding met een arbeidersmeisje dat het later nog tot circusartieste bracht. Op blz. 134-135 vinden wij dit vermoeden versterkt, waar Brentani’s eerste roman als volgt wordt samengevat:

het verhaal van een jonge kunstenaar die door een vrouw geestelijk en lichamelijk kapot werd gemaakt. In de jongeman had hij zichzelf beschreven, zijn eigen argeloosheid en zachte inborst. Zijn heldin had hij naar de mode van de tijd voorgesteld als een combinatie van een vrouw en een tijger.

Ook hier drijft Svevo onverholen de spot met de arme Brentani, dus met zichzelf, maar het is juist daarom dat zijn Senilità zoveel geslaagder is dan de roman die Brentani in Senilità heeft geschreven.

Frank van Dijl

Italo Svevo – Een man wordt ouder (Senilità, 1898); vertaald door Jenny Tuin; Athenaeum-Polak & Van Gennep.

Deze recensie verscheen eerder in Het Vrije Volk van 25 juli 1980.

Foto boven: een toerist bij het standbeeld van Italo Svevo in Triëst