De schrijver spoelt terug en vooruit

Het nieuwe boek van Leon de Winter heet Vertraagde roman; het is, volgens een mededeling op de titelpagina, een reportage. Waarom zo nadrukkelijk een reportage en niet een roman, al dan niet vertraagd? Het antwoord schuilt in twee met elkaar samenhangende aspecten van het boek: de aard ervan, het onderwerp.

De Winter speelt niet alleen als schrijver van dit boek een spel met verdichting en werkelijkheid, hij laat het boek ook over dit spel gaan. (Het woord ‘spel’ klinkt misschien te lichtvoetig. Je zou kunnen zeggen dat de schrijver het grensgebied tussen fictie en werkelijkheid ondezoekt, wat ik weer te zwaarwichiig vind klinken.)

Het motief is gelijk aan het onderwerp. Het boek gaat over het boek dat de schrijver wil schrijven, over het schrijven ervan of liever over het steeds maar weer uitstellen van het schrijven ervan. Het is dus in die zin een reportage, dat het een reportage is over het bij herhaling niet ten uitvoer brengen van een slechts in die reportage bestaand voornemen. Het onderwerp is fictief, de reportage is fictief.

Daarmee is Vertraagde roman dus wel degelijk een roman, naar Leon de Winter maakt handig gebruik van de tegenstrijdige associaties die het woord ‘reportage’ oproept, namelijk die van betrokkenheid en van afstandelijkheid. Zijn hoofdfguur, die consequent ‘de schrijver’ wordt genoemd, tobt met deze tegenstelling. Hij voelt zich erg betrokken bij de figuur van Felix Hoffman, die hij verzonnen heeft om de hoofdrol te spelen in zijn roman waarvoor nog geen letter op papier staat. Een kortstondige liefdesaffaire ondergaat hij afstandelijk: ‘De schrijver had al afscheid van Maaike genomen door haar in gedachten in een aantal anekdotes te verpakken.’

Deze afstand tot de werkelijkheid en betrokkenheid bij de literatuur worden het hele boek door volgehouden. Het is ten slotte een niet met name genoemde Oostenrijkse schrijver die zijn Nederlandse collega erop wijst dat bij hem (de hoofdfiguur van De Winters boek) de literatuur aan het leven voorafgaat in plaats van andersom. Deze opmerking leidt tot het inzicht dat Hoffman ‘het verlangen naar mijn vader’ is.

De schrijver zegt: ‘Ik heb de reis ondernomen om bewijzen te vinden, Hoffman was onderweg mijn buffer, mijn veiligheidsklep, maar ik weet nog steeds niet zeker of ik hem nodig heb uit angst of uit liefde voor de werkelijkheid.’ Ook in letterlijke zin speelt afstand een roL De schrijver (die in het boek) komt op de eerste bladzijden aan in Wenen. ‘Duizenden kilometers had hij afgelegd om deze stad te bereiken! Een gigantische schijnbeweging via Rome, Khartoum, Cairo en Praag om ten slotte hier te arriveren, hier en nergens anders.’ Het hoofdstuk eindigt met de alinea:

De schrijver trok de koffer naar binnen en sloot de deur. Hier was het gebeurd, constateerde hij nuchter, hier was het zeventien jaar geleden gebeurd. Hier had zijn vader zich van kant gemaakt, in deze hotelkamer, op één van die twee bedden.

Een gigantische schijnbeweging. Hoffman (= de literatuur) als buffer, veiligheidsklep, het telkens opnieuw uitstellen van het schrijven – het is duidelijk dat de schrijver wordt bewogen door een geweldige levensangst die hem alleen verlaat als hij de werkelijkheid verliteratuurt.

Niet alleen de Oostenrijkse schrijver brengt hem tot nieuwe inzichten, ook Maaike, het meisje dat hij in Italië ontmoette en dat zijn eerste roman (‘… over iets dat echt belangrijk is. Werkeloosheid, het vrijetijdsprobleem, jeugdcriminaliteit.’ Vgl. De Winters eerste roman De (ver)wording van de jongere Dürer) voor haar eindexamenlijst heeft gelezen, zet hem op een nieuw spoor.

In haar bijzijn spreekt hij zich uit over zijn diepere drijfveren. Hij zegt: ‘Ik wil de actuele botsing tussen levensdriften en doodsdrift literair vormgeven.’ Zij legt onmiddellijk het verband tussen zijn vader en Felix Hoffman dat hijzelf steeds niet heeft willen zien.

Maar kan het toeval zijn dat de zoon van een vader die zelfmoord pleegde nadat fraude aan het licht gekomen was, een roman schrijft over een man die zelfvernietiging zoekt als blijkt dat hij als diplomaat heeft gefaald? De schrijver had in gedachten Hoffman willen laten verdwijnen in een Parijse sloppenwijk, maar dankzij Maaike verplaatst hij het einde haar Wenen, daarmee zelf het verband met zijn vader versterkend.

Hoffman is dus diplomaat. In Praag wordt hij verliefd, zij blijkt een spionne te zijn en uiteindelijk rest hem niets dan het doorgeven van geheime gegevens.

Waarom heeft de schrijver in het boek gekozen voor een diplomaat? De diplomatieke onschendbaarheid zal ermee te maken hebben, maar ook de afstand die diplomaten onderhouden tot het leven in het land waarheen zij zijn gezonden. Zij nemen niet deel aan een samenleving, zij zijn – in opdracht van hun regering – waarnemer.

In zekere zin gaat dit alles ook op voor de schrijver: hij is onschendbaar: in een roman mag je alles ongestraft laten gebeuren, alles mag worden gezegd en gedaan. Maar ook is de schrijver vervreemd van het werkelijke leven. Hij leeft in zijn literatuur. Maaike zegt tegen de schrijver:

Ik heb ook wel eens wat gelezen over literatuurtheorie. Er zijn schrijvers die al schrijvende het moment naderen waarop mensen de situatie waarin ze verkeren niet meer pikken. Dat is dus eigenlijk een revolutionair moment. Ik bedoel de passages in boeken waarin de figuren met de patronen, met-hun huwelijk, met hun werk en ik weet niet wat allemaal breken. Dat is het magische moment, dat is de flits dat mensen opeens het lot in eigen handen nemen. Zo’n passage zit in het boek dat ik van je gelezen heb. Maar het zit niet in wat je me over die ambassadeur hebt verteld. Dat klopt toch?

Het klopt, maar de schrijver geeft dat niet toe. Hoffman kan zijn lot niet in eigen handen nemen omdat de schrijver dat kan. Hoffman is literatuur, een veiligheidsklep die de schrijver moet beschermen tegen de werkelijkheid. Deze prijsgeven betekent jezelf blootstellen aan dood, eenzaamheid, pijn, betekent erkennen dat de werkelijkheid niet strookt met literatuur. De schrijver zegt dat hij bang is om iemand als Felix Hoffman te worden. Is hij bang om volwassen te worden? Of bedoelt hij dat hij bang is om te erkennen dat hij iemand als Felix Hoffman is?

De schrijver over wie het totnutoe ging was steeds de schrijver in het boek. De werkelijkheid was die in het boek. De literatuur was die in het boek. Het boek is geschreven door een schrijver, door Leon de Winter, die de schrijver heeft bedacht en daarmee ook de door deze schrijver bedachte diplomaat.

Behalve in de figuur van de bedachte schrijver die veel van De Winter wegheeft, is Leon de Winter in het boek aanwezig als de traditionele almachtige schrijver die kan zeggen: ‘Laten we eens twee dagen later kijken’ etc. Hij bedient als het ware de videorecorder, laat hem versneld vooruitspoelen, terugspoelen, spelen en geeft commentaar bij de beelden.

Dat commentaar betreft in eerste plaats het proces van het schrijven, de almacht van de schrijver. In de tweede plaats wordt commentaar geleverd door het optreden van de hoofdfiguur. Er kan immers geen twijfel over bestaan dat deze wordt gemanipuleerd door Leon de Winter, dat die hem zijn meningen, bijvoorbeeld die over het werk van J. F. Vogelaar, heeft ingefluisterd. Ook in de niet-chronologische opbouw van het verhaal is de hand van De Winter te herkennen.

Leon de Winter heeft met deze complexe en boeiende kleine roman (111 bladzijden) aangetoond dat literatuur per definitie meer verhult dan onthult, maar hij laat meteen zien hoe het mechanisme werkt en toch blijft hij als schrijver de materie de baas.

‘Voor zijn gevoel was een schrijver een man die iets wist en over dat weten schreef,’ laat hij de schrijver in het boek denken. Leon de Winter weet hoe je moet schrijven, en schrijft daarover. Hij doet dat in de vorm van literatuur, ook al noemde hij dit boek een reportage: de verhulling begon al op de titelpagina.

Frank van Dijl

Leon de Winter – Vertraagde roman. In de Knipscheer.

Deze recensie werd eerder gepubliceerd in Het Vrije Volk van 26 februari 1983.