Vreemdelingenhaat, angst tegen minderheden is helaas van alle tijden

De in Amerika woonachtige Duitse schrijver Takis Würger (1985), tevens redacteur bij Der Spiegel, studeerde geschiedenis en sociale- en politieke wetenschappen aan de universiteit van Cambridge. Met zijn tweede roman Stella heeft hij nogal wat losgemaakt, allereerst bij onze oosterburen. De meningen over zijn aanpak zijn verdeeld. De roman staat inmiddels al maanden in de bestsellerlijsten. Een roman heeft een dilemma nodig. Takis gebruikte het historische verhaal van de Joodse Stella Goldschlag als grondslag. Als twintigjarige werd de mooie nachtclubzangeres voor een onmogelijke keuze gesteld: in Berlijn samenwerken met de nazi’s als verrader van Joden en onderduikers of haar, overigens geassimileerde, ouders verliezen.

Stella had het geluk blauwe ogen en blonde haren te hebben. Door haar schoonheid en aangeboren charme wist ze heel wat mannen het hoofd op hol te maken. Maar ze werd als Joodse ontmaskerd, vastgezet en gemarteld. Ze wist te ontkomen tijdens een bombardement van de gevangenis. Haar ouders waren slachtoffers van de immigratiequota. De hoge financiële eisen waaraan niemand eigenlijk meer kon voldoen doordat bezit voor Joden zo goed als verboden was door de nazi’s. Toen ook de ouders werden vastgezet, meldde Stella zich vrijwillig. Ze werd gerekruteerd en ging, vaak vermomd als hulpeloze vluchteling, bijzonder rigoureus te werk. Haar bijnaam was niet voor niets ‘het blonde gif’.

Het zal altijd een raadsel blijven waarom ze, samen met haar Joodse man Rolf Isaaksohn, doorging met de collaboratie, toen eenmaal bekend werd dat haar ouders toch op transport waren gezet en in Auschwitz waren vermoord. Daar kan ook Takis geen eensluidend antwoord op geven. Hij heeft het dilemma van Stella gebruikt om de willekeur van het regime, de diepgewortelde slechtheid nog maar eens duidelijk te laten voelen. Daartoe heeft hij een fictieve driehoeksverhouding geschapen tussen een Zwitserse jongen uit de gegoede klasse, een Obersturmbahnführer en de nachtclubzangeres. Het is een in een heldere, haast laconieke stijl geschetste verslag van het onontkoombare noodlot. De draaikolk waaruit ontsnappen onmogelijk is.

De historische Stella overleefde de oorlog, presenteerde zich nota bene in eerste instantie als een slachtoffer, werd wederom ontmaskerd, doordat overlevenden haar herkenden, werd tot tien jaar dwangarbeid veroordeeld, waarvan ze de eerste twee jaar doorbracht in het voormalige kamp Sachsenhausen. De dochter die zij samen met Rolf had gekregen, heeft ze nooit meer gezien. In 1972 werd het vonnis in West-Duitsland bekrachtigd. Stella Goldschlag pleegde, 72 jaar oud, in 1994 zelfmoord.
Takis Würger: ‘Toen ik drie jaar geleden over het leven van Stella hoorde, en vooral over het gruwelijke dilemma waarmee zij te maken had, riep het vragen bij mij op waar ik eigenlijk niet direct een antwoord op kon geven. Waar ligt de schuldvraag precies en wat zou ik zelf in een dergelijke positie hebben gedaan? Voor mij een dwingende reden om te beginnen met schrijven, met onderzoeken. Ik wilde, zoals elke schrijver neem ik aan, een boek maken dat de lezer kan plezieren, dat men graag tot aan het einde uitleest. Maar ook dat de lezer kan bewegen, waarbij het door het grote verhaal te individualiseren, maar weer eens duidelijk wordt, hoe wreed de willekeur was van het naziregime. De complexiteit van de situatie rond Stella geeft de ware aard, de intense boosaardigheid heel direct bloot. Het opsommen van grote getallen, hoeveelheden aan slachtoffers, heeft een afstompend effect. Het isoleren van een concreet geval maakt het gemakkelijker voor de lezer om zich met een personage te identificeren.

Al blijft er rond Stella natuurlijk altijd een groot raadsel hangen. Eentje die denkelijk nooit beantwoord kan worden. In eerste instantie werkte ze als verrader van Joden en onderduikers omdat ze haar ouders wilde behoeden voor deportatie. Maar toen haar ouders al op transport waren gezet naar Auschwitz en Stella wist dat ze het niet zouden overleven, ging ze net zo fanatiek door met het verlinken als voorheen. Daar heeft ze zelf ook nooit uitleg over willen geven. Misschien kon ze het zelf ook niet verklaren. Wij kunnen er driekwart eeuw later met onze achterafkennis, met ons morele kompas van deze tijd over oordelen, maar ik denk dat we ons eigenlijk maar nauwelijks kunnen voorstellen in welke dwangsituatie zij zich bevond. Het is goed om je als lezer af te vragen wat jezelf had gedaan in een dergelijk geval, maar tegelijkertijd moet je jezelf er ook voor behoeden een eenduidig antwoord te geven. Eerlijkheidshalve weten we het niet. Het is achteraf gemakkelijk om zwart-wit te denken over tijden die gedomineerd worden door grijze gebieden. Er is momenteel in Duitsland een bepaalde tendens dat iedereen wel weet wat hij of zij had gedaan ten tijde van het naziregime. Zo’n beetje iedereen was kennelijk in het verzet gegaan.

Mijn boek speelt in het jaar 1942. Wanneer je in die tijd in Duitsland leefde, was je veroordeeld tot de nazipropaganda. Andere nieuwsbronnen waren er eigenlijk niet. Het regime boekte volgens de propaganda succes op succes. Er werd de mensen voorgehouden dat de oorlog zo goed als gewonnen was. Er was nog geen front op Duitse bodem, alles glansde nog. Historici zeggen nu dat het in 1942 al duidelijk was dat de nazi’s de oorlog zouden gaan verliezen. Voor de buitenlanders wellicht, in Duitsland was dat door de propaganda-acties van het departement van dr. Goebbels beslist niet goed te duiden.

Achterin de oorspronkelijke Duitse uitgave heb ik mijn e-mailadres gezet. Dat heeft tot een storm van reacties geleid. Die zeer uiteenliepen, zelfs haaks op elkaar stonden. De ene kant vond dat Stella er eigenlijk niets aan kon doen, dat ze in een draaikolk terecht was gekomen, de andere kant dat ze een monster was. Haar daden zijn verschrikkelijk, maar ze had vele geheimen. We moeten niet denken dat we het ooit kunnen begrijpen. Meestal is een goede vraag meer waard, dan een slecht antwoord. Dit verhaal, dit dilemma kan een aanzet tot bezinning zijn. Zeker in het geval van de Shoah blijft de belangrijkste vraag hoe het überhaupt kon gebeuren en wat we kunnen doen om zoiets in de toekomst te blijven vermijden. Vreemdelingenhaat, angst tegen minderheden is helaas van alle tijden. Daar moeten we ons tegen wapenen.

Het werkelijk onvoorstelbare voor mij is de industriële aard en wijze waarop de Shoah heeft plaatsgevonden. Zoals Primo Levi zegt: “We konden het ons toen niet voorstellen, daarom moeten we nu zeggen dat we het ons niet kunnen voorstellen dat het nogmaals gebeurt.” Daar zit wat in, maar ik denk ook dat we in het zelfregulerend systeem van de democratie moeten blijven geloven. Trump zou bijvoorbeeld best voor nog een termijn kunnen worden gekozen, maar daarna is het over, waait er gelukkigerwijze weer een andere wind. De verkiezing van Trump is, hoe vreemd het ook moge klinken, eigenlijk een voorbeeld van de goede werking van democratie. Obama was een lichtend voorbeeld. En dan wordt tot veler verbazing iemand als Trump gekozen. De kracht van democratie is het zoeken naar een zeker evenwicht. Tegelijkertijd moet je waakzaam blijven. In Duitsland zijn in de laatste jaren drie miljoen extra burgers bijgekomen uit Afrika en het Midden-Oosten. Dat heeft voor veel angst gezorgd. Maar is er werkelijk iets slechter geworden? Neen, niet echt. Het is de angst die politiek wordt uitgebuit.

Het probleem ligt in het zwart-wit denken. De jaren veertig van de vorige eeuw kun je ook niet zo bezien. Zowel de Engelsen als de Amerikanen waren indertijd op de hoogte van het bestaan van de concentratiekampen, mede door de Poolse koerier Jan Karski, die vrijwillig een kamp inging en er uit wist te ontsnappen en nadien naar Amerika en Engeland reisde, maar niet gehoord werd. Ook aan de kant van de geallieerden bestond antisemitisme. En het bombarderen van Duitse steden met enorme aantallen burgerslachtoffers kan je ook een oorlogsmisdaad noemen. Mijn boek werd heel heftig bediscussieerd. Ik vrees dat het komt omdat veel mensen het leven liever zwart-wit willen bezien. Dat maakt het bestaan eenvoudiger. De nazi’s zijn geen aliens geweest die in 1933 zijn geland en in 1945 weer zijn vertrokken. Het waren leraren, professoren, collega’s, kegelbroeders, stamgasten. Het waren Duitsers, medemensen die plotseling bij de SS gingen en hun buren begonnen te vermoorden. Dat is het onbegrijpelijkste. We hebben er een probleem mee om te accepteren dat ook de monsters onder ons gewoonweg mensen zijn. Stella was een mens, in het begin pas twintig jaar oud, niet te vergeten, in een dictatoriaal regime.

Ik heb voor dit boek heel veel research gedaan. Alles moet immers kloppen bij historische fictie. Uit de verhoren die ik gelezen bleek elke keer dat Stella ongemeen charmant, grappig, intelligent, straatslim en mooi was. Mannen vielen echt voor haar. Daarom heb ik ook gekozen om het verhaal te vertellen vanuit een man die helemaal “in haar macht” was. Deze Zwitserse Friedrich, niet voor niets iemand die door een ongeluk geen kleuren meer kan zien, alles in zwart-wit, of eerder in grijstinten ziet, geeft me de kans om haar verhaal te vertellen, zonder dat ik in haar hoofd ben en in de verleiding kom om vragen te gaan beantwoorden. Ik wilde een liefdesverhaal vertellen over een man die er achter komt dat de vrouw die hij liefheeft, een totaal ander iemand is dan ze voorgeeft te zijn. Hij is verliefd op een image, een beeld dat hij in zijn hoofd heeft. Dat is denkelijk de kernvraag van de roman. Wat doe je op dat moment, hoe oriënteer je je?

Ik ben voor Der Spiegel een tijdlang oorlogsverslaggever geweest. Ik was onder meer in Irak, Afghanistan, Libië. En dan merk je dat oorlog totaal anders is dan je denkt, dan het Hollywoodbeeld dat we hebben. Mensen leiden min of meer een normaal leven, maken ruzie, worden verliefd en krijgen kinderen. Ik was onderweg met Duitse scherpschutters. Ze verveelden zich, maar er werd ook heel veel gefilosofeerd. In de trant dat ze dan wel scherpschutters waren, opgeleid om te doden, maar eigenlijk wilden ze dat niet. Totaal ambivalent, net als Stella. Mijn ervaring als journalist was heel belangrijk bij het schrijven van dit boek. Ik wilde niet uitsluitend over de misdaden van de nazi’s schrijven, maar ook over het gewone leven in Berlijn. Drie historici hebben mijn manuscript nagekeken. Als er bijvoorbeeld een jazzclub in genoemd wordt, dan bestond die ook echt. Het verhaal is fictie, maar het raamwerk klopt helemaal. Ik denk niet dat ik nog een historische roman schrijf. De research heeft heel veel tijd gekost. Mijn eerste roman speelde in Cambridge in het heden. Ik heb daar gestudeerd en kon dus vrijelijk uit mijn eigen ervaringen putten.

Ik heb voor Stella voor een heel directe stijl gekozen, in sommige gevallen bijna staccato. Hard, passend bij de tijd, passend ook bij de verteller Friedrich. Naast het historische aspect, zorgt ook de taal van deze roman voor polarisering. Dat had ik niet verwacht. Maar tegenstrijdigheid is goed, zorgt voor discussie. Friedrich is naïef, maar op een andere manier. Hij kiest ervoor om naïef te zijn. Hij is niet dom, hij sluit met opzet zijn ogen, opdat hij met deze vrouw samenleven kan. Op het moment dat hem duidelijk wordt wie Stella daadwerkelijk is, verliest hij eigenlijk wat hem zo kostbaar is. Dat wil hij niet waar hebben, verdringt het.

Ten slotte fungeert in een soort driehoeksverhouding ook nog SS-officier Von Appen, duidelijk geïnspireerd op Reinhard Heydrich. Iemand die goed opgeleid was, zoon van een componist, waarvan bekend was dat hij begon te huilen bij klassieke muziek, en die tegelijkertijd de grote man was achter de Wannsee conferentie op 20 januari 1942 waar de “eindoplossing van het Jodenvraagstuk” werd besproken. Een eufemisme voor totale vernietiging. Von Appen is antisemitisch, maar charmant, iemand waarmee je goed een avond door zou kunnen brengen. Dat is het beangstigende. Von Appen is eigenlijk een soort val in de roman. Een personage waar je snel sympathie voor kunt voelen, los van zijn ideologische standpunten. Ter compensatie van de verteltrant van Friedrich, die van de liefde, heb ik zo af en toe nog wat stukjes tekst uit gerechtsdocumenten gereproduceerd. Het tweede zicht dat duidelijk maakt hoe ijskoud Stella jacht heeft gemaakt op haar medemensen.’

Ik heb elk hoofdstuk laten voorafgaan door een korte dwarsdoorsnede van de wereldwijde geschiedenis van die bepaalde maand van 1942. Op die manier kon ik ook duidelijk maken dat het een belangrijk jaar is met betrekking tot het verloop van de oorlog. Het jaar van de Wannsee conferentie, van Stalingrad, van de eerste luchtaanvallen op Berlijn.

Stella is opgedragen aan de grootvader van Takis Würger die in 1941 als dementerende bejaarde door de nazi’s werd vergast.

Guus Bauer

Takis Würger – Stella. Vertaald door Goverdien Hauth-Grubben. Signatuur, Amsterdam. 190 blz. € 19,99.

Lees ook de recensie van Enno de Witt over dit boek.

In april was Würger te gast in het tv-programma Van Gils & gasten.