De weg kwijt

Als je wilt weten hoe een schrijver pagina’s kan vullen zonder iets te zeggen, dan is Farao van de Vliet van Kader Abdolah een absolute aanrader. De twee belangrijkste hoofdpersonen zijn Abdolkarim Ghasem, die zijn leven lang in wasmachines handelde, en de gepensioneerde Haagse Egyptoloog Herman Raven, die zich ook wel Zayed Hawass noemt. De twee mannen zijn bevriend met elkaar, maar Raven is een beetje aan het aftakelen. Hij is verward en vergeetachtig en heeft zijn vriend, die in Zoetermeer woont, laten beloven dat ze de mummie die hij in de kelder bewaart terug zal brengen naar Egypte.

Een mooi gegeven voor een verhaal, maar Abdolah verliest zich in zijpaden. Zo wordt de reis van Ghasem naar Den Haag in de bus of de trein of lopend keer op keer beschreven in volstrekt bloedeloze zinnen. Hetzelfde geldt voor de dialogen waarin Abdolah zich niet beperkt tot de kernboodschap, maar ook de aankomst, de begroeting, de loze tussenzinnetjes en het afscheid meeneemt. En altijd maar weer die glazen thee die worden gezet en gedronken. Dan komt een boek wel vol. Daarnaast wordt de vriendschap tussen de oude mannen steeds door de verteller benadrukt in expliciete bewoordingen en ook de kinderen van de mannen bevestigen die nog eens. De jonge zoon van Ghasem zegt bijvoorbeeld: ‘Ik benijd zulke ware oude vriendschappen. De mensen van mijn generatie zijn alleen maar met zichzelf bezig. We leunen steeds meer op het geheugen van onze computers.’ Zo praten jonge mensen niet over hun eigen generatie.

Elk hoofdstukje begint met een tijds- of plaatsbepaling. Om er een paar te citeren:

– De volgende ochtend werd Abdolkarim vroeg wakker.

– Abdolkarim was de volgende ochtend vroeg wakker.

– De volgende ochtend was Abdolkarim nog zo diep in slaap dat hij niet merkte dat de [?] Merie binnenkwam.

– Tegen tien uur ’s morgens, toen Abdolkarim nog in de logeerkamer in bed lag, ging zijn telefoon.

– De volgende morgen, toen Abdolkarim bezig was om zich op te frissen, herinnerde hij zich opeens dat ze naar Leiden moesten.

– De volgende ochtend was hij eerder dan normaal wakker.

De oude mannen komen in de problemen doordat ze mensen van buiten – een museumdirecteur uit Leiden, later de Egyptische ambassade – betrekken bij de plannen om de mummie terug te smokkelen naar Egypte. De roman wordt echter nooit spannend of intrigerend. We komen bijna niets te weten van de opgravingen van Raven in Egypte, terwijl er toch een verteller aanwezig is die alles weet van alle personages. Raven is het ene moment volledig in de war, op het andere moment drukt hij zich weer uit in bedachtzame zinnen. De vraag of de mummie in de Haagse kelder echt is of niet wordt door Abdolah wel opgeworpen, maar een goede uitwerking van die vraag blijft uit. Het proza in Farao van de Vliet is zo onbeholpen dat je vermoedt dat Abdolah net als zijn hoofdpersonen een beetje de weg kwijt is.

Coen Peppelenbos

Kader Abdolah – Farao van de Vliet. Prometheus, Amsterdam. 224 blz. € 19,99.

Deze recensie verscheen eerder in een iets kortere versie in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 1 november 2019.