Filiaal van de Verenigde Staten

‘Kun je van iemand houden die niet van zichzelf houdt?’ Het is zo maar een vraag uit de bundel Against English. Pleidooi voor het Nederlands, waarin uiteenlopende mensen, onder wie schrijvers, journalisten, uitgevers, wetenschappers en vertalers, zich uitspreken tegen de gemakzuchtige verengselsing die ons land teistert en voor meer zelfbewustheid ten aanzien van het Nederlands. Een laat maar noodzakelijk initiatief.

Het is Fouad Laroui, die de beginvraag stelt, schrijver en universitair docent Franse taal en cultuur aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is van Marokkaanse afkomst en verbaast zich dagelijks over de onverschilligheid waarmee Nederlanders met hun taal en cultuur omgaan. Als één persoon tijdens een vergadering ook maar even hapert met zijn of haar Nederlands, schakelen alle aanwezigen spontaan en definitief op het Engels over, merkt hij vaak. Tegensputteren helpt niet. Zo wordt zonder discussie besloten. Behulpzaam? Je kunt het ook onbeschoft noemen. Laroui wil aan die verengelsing niet meedoen. Hij heeft het Nederlands juist zo leren waarderen dat hij zich verzet tegen deze mentaliteit van taal- en cultuurlethargie. Maar hij staat doorgaans alleen.

Waar komt deze houding van de Nederlanders vandaan, is de vraag die veelvuldig en op talloze manieren gesteld wordt in dit pamflet, dat aan de basis wil staan van vormen van verzet. In 26 bijdragen van 29 auteurs komt van alles voorbij, van abjecte onderdanigheid (‘weg met ons’) en hersenloos kuddegedrag tot de kennelijk enorme angst voor dom, of nog erger, kleingeestig provinciaals door te gaan.

Voor vrijwel al die verklaringen is wel wat te zeggen. Wat mogelijk iets te veel op de achtergrond blijft, is de onafzienbare macht van het geld. De balans in het vroegere Nederland tussen koopman en dominee is de laatste decennia volkomen doorgeslagen naar de kant van de koopman. Michel Houellebecq, die wordt aangehaald in de inleiding van samenstellers Lotte Jensen, Niek Pas, Daniël Rovers en Koen van Gulik, merkte in zijn meest recente roman Serotonine al op dat Nederland tegenwoordig niet meer is dan een handelsonderneming. Daar valt ook weinig tegenin te brengen. NRC-redacteur Floor Rusman stelt in haar bijdrage:

Al vijftien jaar discussiëren we over de nationale identiteit, maar aan de kern daarvan willen we geen geld uitgeven. Als het maar lucratief genoeg was, zouden we het Nederlands morgen nog afschaffen.

Er is echter meer aan de hand. Staat het Engels eigenlijk wel gelijk aan onze handelsbelangen? De in Nederland wonende Duitse journaliste Annette Birschel wijst er op dat Duitsland en het Duits hier worden veronachtzaamd, al vinden we Berlijn dan wel weer reuze hip:

Helaas heeft het taalonderwijs in het Duits bedroevend lage prioriteit bij de overheid. En op de middelbare scholen wordt steeds minder Duits geleerd. Eerder nog Chinees. Terwijl Duits niet alleen de taal van de buren is, maar van de grootste handelspartner. Van elke euro die Nederland in het buitenland verdient komt 70 cent uit Duitsland. Gek genoeg vinden Nederlanders dat helemaal niet erg. Met Engels komen ze toch ook verder, zeggen ze. Ach, we doen maar wat. Moet kunnen!

En met ‘we doen maar wat’, komt Birschel waarschijnlijk nog het dichtst in de buurt van een verklaring voor al dat onnodige Engels. Dus toch kuddegedrag. Veel bijdragen wijzen daar ook op. Japke-d Bouma, die in NRC Handelsblad veel over hedendaags jargon schrijft, constateert zelfs gebruik van nep-Engels (‘een ask neerleggen’), wat de huidige ontwikkeling wel heel treurig maakt. Zo ontstaat in het kielzog van steenkolen-Engels ook nog steenkolen-Nederlands.

Met deze eenzijdige focus op de Angelsaksische cultuur en taal, verliezen we niet alleen onze eigen taal, maar ook onze cultuur én de culturen van alle andere niet-Engelstalige landen. Matthew Wells, die onder meer Nederlands studeerde en nu werkzaam is bij Expert Network in Londen, schrijft dat hij zelfs vaak voor dwaas is uitgemaakt om zijn studiekeuze. Hij constateert daarbij dat de verengelsing van het (hoger) onderwijs in Nederland onvergelijkbaar is met enig ander Europees land, maar dat die ontwikkeling niettemin onbeschaamd doorzet. Zonde, vindt hij, want zo gaan we de wereld ook steeds meer bezien met een Angelsaksische blik, en die is heel beperkt.

Floor Rusman haalt aan dat in Nederland 23 procent van de bacheloropleidingen en 74 procent van de masteropleidingen inmiddels volledig Engelstalig zijn, terwijl dat in Vlaanderen respectievelijk om slechts 3 en 24 procent gaat. Vlaanderen heeft er dan ook quota voor: respectievelijk 6 en 35 procent mag er Engelstalig zijn. En in bijvoorbeeld Frankrijk bestaan talrijke wettelijke regels om de taal te bewaken en te bevorderen. Zo wordt het adverteerders verplicht hun Engelse reclameteksten te vertalen.

In Nederland lijkt geen enkele instantie of politieke stroming zich werkelijk druk te maken om dit proces, dat Nederland sluipenderwijs tot een filiaal van de Verenigde Staten maakt, niet alleen in taal, maar in vrijwel alle facetten van de samenleving. Zijn we bang dat opkomen voor eigen taal en cultuur fascistisch lijkt, is verengelsing misschien een late echo van de Tweede Wereldoorlog?

En waarom is een zelfbenoemde Nederlandse kosmopoliet niet geïnteresseerd in het Frans, Duits, Spaans of Swahili, om maar een paar dwarsstraten te noemen? Onlangs kwam ik de term ‘gloeiwijn’ tegen, een vernederlandsing van Glühwein. Prima, maar waarom durven we dit wel aan als het Duits betreft en niet als het om Engelse termen gaat? Against English zet op velerlei manieren aan het denken.

De reacties op dit boek zijn tot nog toe echter weinig hoopgevend. Ze blijven vooral hangen in kritiek op de vorm, terwijl een pamflet naar zijn aard toch vooral gezien moet worden als de aanzet tot een serieuze discussie. Van Onze Taal lijkt ook niet veel te verwachten. Als reactie schreef Carel Jansen, taalkundige en voorzitter van het bestuur van dit genootschap, beslist te willen opkomen voor het Nederlands, maar dat dit geen positie tegenover het Engels betekent, de in de titel aanwezige ironie negerend. Zo’n stellingname mag dan prettig genuanceerd klinken, maar heeft beslist ook trekjes van het Stockholmsyndroom.

André Keikes

Lotte Jensen, Niek Pas e.a. – Against English. Pleidooi voor het Nederlands. Wereldbibliotheek, Amsterdam, 192 blz. € 17,99.