Een zakje Russisch strooigoed

Ik wil de Russische Bibliotheek van Van Oorschot graag mijn onvoorwaardelijke liefde verklaren. Niet dat ze daar veel aan hebben natuurlijk, ik koester mijn oude exemplaren van Anna Karenina of Dode zielen. Kom derhalve bij mij niet aan met nieuwe, actuele vertalingen van deze meesterwerken. Ik ben heel tevreden met míjn Tolstoj, Gogol, Gontsjarov, Tsjechov, Paustovski, Toergenjev, Babel en al die anderen, en ik ben er absoluut niet nieuwsgierig naar wat een flitsende vertaler er nu weer van gemaakt heeft. De markt is op een gegeven moment verzadigd, wil ik maar zeggen. En daar heeft een uitgever natuurlijk niets aan. Er zijn nog heel veel potentiële lezers die allemaal aan de mooie, maar prijzige Russische bibliotheek moeten. Daarom strooit Van Oorschot van tijd tot tijd wat voordelig lokvoer uit. En dat is een geweldig idee!

Twee jaar geleden verraste hij ons met Onder de paardendeken. Russische winterverhalen, wat lang op mijn nachtkastje gelegen heeft, omdat er nou eenmaal weinig boven een heerlijk Russisch verhaal gaat voor het slapengaan. En nu ligt er dan Word snel beter! Russische doktersverhalen, waarin wederom de usual suspects uit de Russische literatuur acte de présence geven. Zoals Anton Tsjechov (1860-1904), van wie drie verhalen zijn opgenomen, waaronder het uiterst grappige ‘Een paardennaam’. Alleen het begin al:

Generaal-majoor buiten dienst Boeldejev had kiespijn. Hij had zijn mond gespoeld met wodka en cognac, de zere kies behandeld met tabaksroet, opium, terpentijn, petroleum, zijn wang met jodium ingesmeerd, in zijn oren zaten watten met spiritus, maar het had allemaal óf niet geholpen, óf hem misselijk gemaakt. Er was een dokter gekomen. Die had in de kies gepeuterd en kinine voorgeschreven, maar ook dat had niet geholpen. Zijn voorstel om de kies te trekken had de generaal afgewezen.

Alleen al de terloopse opmerking ‘die had in de kies gepeuterd’ is natuurlijk een klein taaldiamantje. In het vervolg van het verhaal weet de rentmeester wel iemand die zelfs van een flinke afstand kiespijn zou kunnen bezweren. Maar als de generaal na ampele overwegingen besluit contact op te nemen met deze genezer, kan de rentmeester niet meer op zijn naam komen. Iets met paarden, vandaar de titel ‘Een paardennaam’. Ik kende het verhaal niet, maar zoals u weet stelt Tsjechov nooit teleur.

Ik had ook nog nooit iets gelezen van Arkadi Avertsjenko (1881-1925) een satiricus die zijn werk na de revolutie van 1917 vanuit Praag moest voortzetten. In een apocriefe karakterisering, schijnt Lenin hem ooit omschreven te hebben als ‘iemand met veel talent, maar als soldaat van het witte leger zo nijdig dat hij er zijn verstand bij verloren heeft’. Het opgenomen verhaal ‘Snijwerk’ doet vooral aan Bomans op zijn meest kolderieke momenten denken.

Een van mijn Russische favorieten is de autobiograaf Konstantin Paustovski (1892-1968), bekend van zijn zesdelige Geschiedenis van een leven. Van hem staan er twee verhalen in de bundel, beiden fragmenten uit de Geschiedenis. ‘Een kleine portie vergif’ beslaat nog geen vijf bladzijden, maar laat Paustovski in al zijn kracht en schoonheid kennen. Het begin lijkt uitwisselbaar met werk van veel andere Russische vertellers:

Onweer was in Gorodisjtsje geen uitzondering. Het begon met Sint-Jan en duurde de hele maand juli; het eiland werd dan belegerd door een vesting van hoog opgestapelde veelkleurige wolken, het bliksemde en donderde dat het huis ervan op zijn grondvesten stond te schudden en tante Dozja soms bijna flauwviel van angst.
Aan deze onweersbuien is de herinnering aan mijn eerste kalverliefde verbonden. Ik was toen negen jaar.

Het is deze lichte, bijna achteloze toon die de rest van het verhaal kenmerkt – alsook de rest van Paustovski’s oeuvre. Het drama van het nog zeer jeugdige gestorven-geliefdemotief lijkt je zodoende de gelegenheid te bieden er met een schouderophalen vanaf te komen. Maar dan heb je toch buiten het onontkoombare van Paustovski gerekend. Hij laat je niet los, wat misschien wel wat hinderlijk is bij zo’n kort fragment, maar een genot als je de hele Geschiedenis ter beschikking hebt.

Deze lichtheid, deze achteloosheid is sowieso kenmerkend voor veel literaire Russen. De moord door Raskolnikov, het overspel van Anna Karenina, het is allemaal even onvermijdelijk. Dus waarom zou de taal er dan moeilijk over doen? Komt het omdat de Russische literatuur, ook de twintigste-eeuwse, zo diep geworteld is in de negentiende eeuw? We zien die toon immers ook bij onze eigen Multatuli, zoals op het moment dat de derde achtereenvolgende buffel van Saïdja’s vader in beslag genomen wordt: ‘Ik heb u gezegd, lezer, dat myn verhaal eentonig is’.

Maar goed, intussen doet zo’n kort verhaal als dat van Paustovski wel precies wat die hele bundel beoogt: het laat de lezer verlangen naar meer. En dat is gelukkig bereikbaar, want die hele Russische bibliotheek is nog ruimschoots voorradig – al moet ik de nieuwste vertaling van Dode zielen van Gogol (door Aai Prins) dan toch weer ten zeerste afraden. Zoek net zo lang tot je die van Charles B. Timmer ergens vindt. Het verhaal heeft er recht op!

Jan de Jong

Word snel beter! Russische doktersverhalen. Van Oorschot, Amsterdam. 120 blz. € 12,50.