Wie dezelfde taal spreekt, heeft directe toegang tot het hart

Meestal staat er boven mijn columns geen titel die direct op een tegeltje kan, maar één keer per jaar mag het wel. Deze week vieren het twintigjarig jubileum van Uitgeverij kleine Uil, de uitgeverij die in 2000 werd opgericht omdat het blad Tzum onderdak zocht nadat, we een verschil van inzicht hadden met onze Friese uitgever Frysk en Frij. Diane Lippe (1963 – 2017) werkte bij LineUp, een bedrijf dat diensten verleent aan andere uitgeverijen, en in een café in Groningen hebben Peter ten Hoor, Diane en ik besloten dat we niet alleen het blad zouden voortzetten, maar ook een uitgeverij op poten zouden zetten. Twintig jaar later bloeit de uitgeverij als nooit tevoren; het is alleen jammer dat Diane dat niet meer kan meemaken.

Van alle dingen die je mist als iemand komt te overlijden – Diane en ik kenden elkaar vanaf de studietijd – is het verlies van een gezamenlijk geheugen misschien wel het grootste verlies. Daarbinnen zit het verlies van taal. Niet alleen de woorden en zinnen die je een leven lang herhaalt, zodat ze een gemeenschappelijk web weven waarin de vriendschap verankerd beklijft, maar ook het dialect waarin we elke nuance kenden. Zij Twents en ik Sallands, maar die talen liggen zo dicht bij elkaar dat je de gevoelswaarde precies weet. Ik kan voor een niet-ingewijde wel proberen uit te leggen dat ‘Ik voel me niet helemaal lekker’ in het Twents en Sallands ‘k bin sloerig in de rakker’ is. En als je nog een beetje ziek bent, dan ben je ‘nog niet op de lappen’. Maar ik met de vertaling nog niet het gevoel overgebracht, want dat zit elders. Je kunt echter wel je best doen om een andere taal te verstaan en een beetje te begrijpen. Na dertig jaar in Friesland gewerkt te hebben kan ik het Fries goed volgen en lezen (al zal het spreken beperkt blijven); de gevoelswaarde van sommige woorden zal ik nooit vatten.

Als Diane nog zou leven dan zou ik bij een etentje vast verteld hebben over het YouTube-kanaal van de grote (twee meter), Amerikaan Moses (bijnaam Mouse) die zichzelf allerlei talen aanleert. Hij maakt gebrekkige, onhandig geschoten filmpjes. Soms kent hij slechts enkele zinnen in een andere taal, maar die oefent hij dan zo goed dat hij ze bijna accentloos uitspreekt (denk ik, want ik spreek de meeste talen niet). Zo spreekt hij Chinees (Mandarijn en Kantonees), Russisch, Frans, Spaans, allerlei Afrikaanse talen: de lijst is eindeloos. In zijn filmpjes spreekt hij mensen die uit andere landen komen in de supermarkt aan. Die mensen zijn in eerste instantie wat achterdochtig, maar ontdooien dan prompt. De ogen beginnen te glimmen en er is opeens contact. Het zijn alleen maar woorden, maar ze maken een wereld van verschil.

Daar moest ik deze week aan denken. Omdat je op Twitter en in de politiek die ontkenning van feiten ziet, je journalisten verdacht ziet maken. Omdat ik deze week op Twitter een Holocaust-overlevende zich zag verdedigen tegen een meute domme Forum voor Democratie-aanhangers. Omdat woorden er wel toe doen. Omdat ik achter mensen sta die wel de taal van een ander willen leren kennen en spreken. Dat doe je als uitgeverij, dat doe je als tijdschrift – digitaal of niet -, dat doe je als individu. Dat lijkt me de enige weg naar een beetje leuke toekomst.

Coen Peppelenbos