Vreemdeling

Is ‘On verklaard’ iets anders dan ‘Onverklaard’? Het laatste is duidelijk: 1) Ondoorgrond 2) Onopgehelderd 3) Onopgelost. Het eerste zou kunnen beteken: tot on verklaard, tot niets. De kleine bundel met de titel On verklaard bestaat uit 10 gedichten afgewisseld door 9 stukken proza.

Camus schreef in De mythe van Sisyfus: ‘Het absurde is het gevolg van de confrontatie tussen het roepen van de mens en de waanzinnige stilte van de wereld.’ Jeroen Effern koos als motto van zijn bundel een citaat van Camus’ leermeester Jean Grenier: ‘De stomme is niet stil – hij kan niet anders dan zwijgen.’ Hier kunnen we ‘stomme’ opvatten als de mens die geen betekenis kan geven aan het leven. Maar de dichter zwijgt niet, hij moet zich uitspreken over het absurde.

Het eerste gedicht gaat zo:

In stommel nog
zonder firmament

ervaart een vreemdeling het recht
of dat wat op noodzaak zou kunnen lijken
om een nu nog onbekende
op haar corpulente borsten te stompen

Een plank als lege snijtafel
tussen zijn wat het ook zijn mag
en de afdrijving van het aanstaande in

de strijkbout haar stilste argument

Opvallend is het agressieve karakter van de voorgenomen handeling. De vreemdeling (L’etranger) handelt zonder motief of uit noodzaak. Hij is even vervreemd van de werkelijkheid als Meursault in het boek van Camus. De derde strofe wijst op iets gruwelijks. Ook ‘de strijkbout’, opgeroepen door de op een strijkplank lijkende snijtafel, kan een wapen zijn. ‘stommel’ is een stuk brandhout, maar misschien moeten we het lezen als een verwijzing naar het werkwoord ‘stommelen’, tastend en zoekend rondlopen. De vreemdeling wordt niet bijgelicht door het firmament, het uitspansel met sterren, de hemellucht.

Het volgende prozafragment beschrijft wellicht een vreemdeling die de borst vooruit steekt als hij wordt bekeken. Voor de ik is hij een karikatuur, in tegenstelling tot de ik zelf, al kunnen ze ook samenvallen. In de tweede alinea wordt verdwijnend en verschijnend maanlicht, vanwege een wolkenlucht waarschijnlijk, beschreven, dat spiegelt in het water. Het nachtblauw herinnert aan het dagblauw. Er is een beschouwer die de spiegeling van een pakhuis, kraakpand, kantoor ziet. Hij is wakker, wordt de baas van het water genoemd, maar is ook onhandig. Hij liet zijn gulp open staan. De ik neemt aan dat zijn naam voor hem ‘ultrasoon’ is: hij kan het niet horen. Hij, de vreemdeling, ‘heeft geen idee van wat mij bezielt’. De ik werkt op een kantoor (net als Meursault).

In het derde gedicht staat ‘sol omnibus lucet’ (de zon schijnt voor allen). De zon speelt een belangrijke rol in L’etranger. Drie regels verder staat ‘mise en abîme’. Dat is een methode om een literair of visueel werk in een ander werk van dezelfde soort weer te geven. Het ene ‘beeld’ wordt als het ware binnen het andere ingebed.

De bundel is een uitgave van Wagenaar van Co; het geheimzinnige omslag is van Jeroen Effern. Jammer genoeg is er geen corrector aan te pas gekomen. Er staan bijna kinderlijke spelfouten in de bundel: ‘Als het aard, naar wat dan’ en op dezelfde pagina: ‘Niets verklaard je’. In VII: ‘zou hij die schaduw hebben herkent’. Ook in het proza: ‘Te willen aannemen ook, overtuigt te worden door het onmiskenbare.’ Minder ernstig is een drukfout als ‘onwillekeuig’ of ‘xoiets’ en ‘Misscien’.

Het is duidelijk dat de bundel geschreven is uit nood en met veel overtuiging. De dichter verwacht van de lezer dat hij hem zal willen volgen.

Het geheel gaat over vervreemding, onbegrip en eenzaamheid: ‘Dat je aanvaardde dat je alleen stond, altijd alleen zult staan. Dat je daarom als kind de wereld als bedreigend hebt ervaren. Niet tegen je, maar als een invasieve, eerst zuigende dan stuwende kracht uit jouw eigen centrum waar je tegenin ging. Dat je je daarom ook verzette tegen opgenomen worden. Dat identiteit niets voor jou betekende en dat nu nog alles gaat over verdwijnen of al afwezig zijn. Dat je geen enkele reden van bestaan uit jezelf kon opdiepen, geen druppel kunt denken of oceaan accepteren. Dat woede de enige modus van zelfbevestiging is en je in die vernauwing het wegen en de bepaling hanteert om de wereld te pareren.’

Remco Ekkers

Jeroen Effern – On verklaard, Wagenaar van Co. 44 blz.