‘Kwade overdadige gedichten’

Gedichten lees je niet voor je lol. Als ze alleen maar verstrooiing bieden, een gemakkelijke liefde bezingen, sinterklaascadeautjes inleiden, of anderszins een alledaags geluk onderstrepen, vliegen ze net zo makkelijk ons hoofd weer uit, als ze erin gekomen zijn. Maar dat wil ook weer niet zeggen dat de ware poëzie alleen maar kommer en kwel verwoordt. Geen enkele makkelijke emotie, vrolijk of triest, maar altijd licht, leent zich goed voor de kunst.

Dat gaat gelukkig niet op voor de gedichten van Delphine Lecompte. Die tekenen een Game of Thrones-achtige wereld, waarin macht, geweld, misbruik, wraak én humor om voorrang strijden. De bundel Western die op de titelpagina ‘Directed by Delphine Lecompte’ vermeldt, heeft inderdaad het uiterlijk (met kogelgaten op het omslag) en de opbouw van een spannende, wrede film. Zo’n film waar je naar blíjft kijken, ondanks het feit dat hij je van tijd tot tijd de adem afsnijdt. Ook de Engelstalige inhoudsopgave ondersteunt de filmillusie: ‘Intro’, ‘Part one: child’, ‘part two: whore’, ‘part three: revenge’ en ‘part four: redemption’, waarna er nog een ‘deleted scene’ volgt. Alleen al zo’n indeling knipoogt vet naar lieden als Quentin Tarantino.

De gedichten beschrijven het leven van een vrouw die op belust is op wraak. Haar ervaringen als kind en als jonge vrouw met mensen die haar misbruikten en uitbuitten vormen de rode draad in deze fascinerende bundel. Hoewel het allemaal tamelijk lange gedichten zijn, wil ik er toch eentje helemaal citeren. Het heet ‘Hij neemt me mee, ik ben niet weerloos’ en komt uit de eerste afdeling ‘Child’.

Hij neemt me mee, ik ben negen en wreed
Ik krijg een glas grenadine op hetzelfde terras
Waar Amelia Earhart haar laatste punt rijsttaart heeft verorberd
Hij is mijn leraar aardrijkskunde, hij weet te weinig over jurastenen om mij te hypnotiseren
Er zit een beetje alcohol in mijn drank, de waard en de leraar hebben een pact.

Een pact of een plan, ik lig op een breed bed, links de leraar,
Achter de camera de waard, en op de gordijnen een vochtvlek
Die met veel goede wil op Jeanne d’Arc lijkt, veel goede wil is onontbeerlijk
Ze veranderen van plaats, en nu lijkt de vochtvlek op een lieftallig hoefdier
Dat is uitgestorven omdat het weigerde zijn vleugels af te staan aan het zwijn.

Het zwijn mocht voortleven, maar het hoefdier werd uitgewist
Hij brengt me terug, ik ben negen en heel
Ik krijg een emmer en een ring, ik verlies de ring in het zand
Ik vul de emmer met zeesterren, ik vergeet de emmer, ze sterven
Mijn grootouders zeggen dat ik stil geworden ben, ik zeg dat ik het juratijdperk mis.

Hij neemt me mee, ik ben negentien en wraakzuchtig
Op een ander terras breek ik opzettelijk een gelijkaardig glas
Er klotst een aanzienlijke hoeveelheid alcohol in mijn bloedstroom
Hij is de leraar van niemand, hij weet te veel over mijn lijf om te ontkomen
Ik snijd zijn keel over, de waard werpt de video gedwee in de haard.

Ik keer terug naar het gesticht, ik ben negentien en met velen
Platgespoten in de isolatiecel word ik bezocht door een lieftallig hoefdier
Ze kan nooit sterven, ze kan nooit vliegen, ze mag mij altijd meenemen.

Waarmee de toon wel gezet is. De kracht van een gedicht als het bovenstaande zit natuurlijk in de stevige formuleringen en het beeldend taalgebruik. Maar hij zit toch vooral in alles wat er niet wordt gezegd. In dit gedicht heel extreem gepresenteerd in die tien verzwegen jaren. Ik zou als minpuntje kunnen noemen dat het verzwegene niet echt een vraag stelt aan de lezer. Daar kunnen we ons allemaal wel iets bij voorstellen, en waarschijnlijk ook allemaal min of meer hetzelfde. Met wat kwade wil zou ik dan kunnen stellen dat er een zekere kiesheid aan het verzwijgen van die jaren ten grondslag ligt. Maar dat logenstraffen de gedichten keer op keer. Wreedheden en seksuele handelingen komen soms tamelijk expliciet aan bod. Het bijzondere is, dat dat in de taal van Lecompte zo boeiend leesbaar wordt. Bovendien valt er voor de lezer genoeg te worstelen met vragen en met een beroep op zijn verbeelding. De rauwe realiteit maakt met grote regelmaat plaats voor wonderlijke, hermetische poëzie.

Het is herfst en er vallen doden in een gulzig land
Waar de boeman van de duinen ooit aan een slangenprocessie deelnam
Waar zijn moeder een visser met huid en haar verslond
Waar zijn vader een dapper vissersbestaan leidde
Het is tragisch dat we sympathieke wezen zijn, of zijn we vooral zalig?

Het is een strofe uit een gedicht met de toch weer grappige titel ‘Aap goed, al goed’. Maar grappige titel of niet, zo’n strofe is duister genoeg om het gedicht even terzijde te leggen. En er over na te denken. En over bijzonder titels gesproken, wat te denken van: ‘De hazen zijn bang, de patrijzen zijn panisch’? De eerste twee regels van dat gedicht luiden vervolgens: ‘Gewoon een titel die goed klinkt / Maar niets betekent’. Het hele gedicht heeft inderdaad niets met hazen of patrijzen van doen. Totdat de laatste regel komt: ‘Ik zeg: “De hazen zijn bang, de patrijzen zijn panisch.” Typische dronkenmanspraat.’

En ook het kijkje in de keuken mag er zijn. Zoals in de laatste strofe van een lang gedicht over het levenslang lijden na de middelbare school:

Ik denk dat mijn gedicht af is
Ik denk dat ik harder moet werken aan mijn gedichten
Schaven en schrappen
Morgen.

Het zijn allemaal lichtpuntjes in een bundel vol rauwe werkelijkheid, die alleen in poëzie draaglijk wordt. Want, zoals het openingsgedicht al stelde:

Ik schrijf het liefst kwade overdadige gedichten, dan word ik gelezen
En gelezen worden is veel prettiger dan gefrustreerd zijn.

Ik ben blij dat ik het in eerdere besprekingen nog niet over ‘de bundel van het jaar’ heb gehad. Want wat had ik dan nog over Western van Delphine Lecompte moeten schrijven? Haar gedichten slaan de lezer in het gezicht, trappen hem in zijn kruis en steken hem in het hart. En… zij doen dat met zo’n enorm plezier in taal, in woorden en zinnen, en in poëzie, dat je na elke paar gedichten de bundel even weg legt, en een stil moment voor je uit kijkt – geslagen nagenietend.

Jan de Jong

Delphine Lecompte – Western. De Bezige Bij, Amsterdam. 120 blz. € 20,99

Deze recensie stond eerder in Levende Talen Magazine 2017-7.