Niets menselijks was de middeleeuwer vreemd

Er zijn weinig historische catastrofes literair zo bezongen als de pestgolf die halverwege de veertiende eeuw door Europa trok. Begrijpelijk, veel ingrijpender rampen heeft de wereld niet gekend. Overal waar de ziekte passeerde (en doorgaans zo’n maand of drie, vier huishield) stierf twintig tot soms wel vijftig procent van de bevolking. Het literair meest waardevolle voorbeeld is natuurlijk de Decamerone van Giovanni Boccaccio. En wellicht zijn de gevolgen van de Zwarte Dood nooit zo mooi en tragisch tegelijk onder woorden gebracht als in het 292ste sonnet uit Petrarca’s Canzoniere. Ik geef de vertaling van Frans van Dooren, die naar mijn idee accurater is dan die van Ike Cialona die Joren Vermeersch kiest in het hieronder besproken boek.

Die ogen zo vol vuur door mij beschreven,
die armen, handen, voeten en gezicht,
waardoor mijn hart soms zózeer werd ontwricht
dat ik met niemand meer kon samenleven,

die haren met een gouden glans doorweven,
die glimlachjes zo warm op mij gericht,
zijn nu vergaan tot stof, dat ergens ligt
en elk gevoel voorgoed heeft prijsgegeven.

En ik, ik leef, maar doodvermoeid en ’t leven zat
en zonder ’t reddend licht dat op mij wachtte
steeds als de storm mijn schip geteisterd had.

Verdwijn, o liefdeslied, uit mijn gedachten!
Want weg is het talent dat ik bezat:
ik schrijf geen verzen meer, maar jammerklachten!

In het goed gedocumenteerde en zeer leesbaar geschreven boek 1349. Hoe de Zwarte Dood Vlaanderen en Europa veranderde van Joren Vermeersch is dit sonnet evenwel een van de schaarse literaire bronnen. Petrarca schreef zijn jammerklacht na de dood van Laura de Noves, zijn geliefde op afstand én zijn muze voor wie hij zo veel liefdespoëzie schreef. Laura was in 1368 een van de vele slachtoffers van de pest. Zij stierf waarschijnlijk in Avignon of omgeving.

Omdat er uit de Middeleeuwen relatief veel bronnen verloren zijn gegaan, hebben mediëvisten naast allerlei stads- en kloosterarchieven altijd royaal gebruik kunnen maken van literaire teksten. Niet voor niets zijn in ons taalgebied mediëvistiek en medioneerlandistiek sterk overlappende onderzoeksgebieden.

Een probleem waar Joren Vermeersch tegenaan liep, was evenwel een groot gebrek aan zulke bronnen over de pest in Vlaanderen in het midden van de veertiende eeuw. Dat daaruit zelfs ooit de conclusie was getrokken dat Brugge, Gent en omgeving goeddeels de dans waren ontsprongen, gaat weliswaar tegen elke logica in – de Vlaamse handelssteden waren een centrum van internationaal verkeer – maar bewijs voor deze logica ontbrak nou eenmaal. Het is een van de verdiensten van Vermeersch dat hij dat hiaat in kennis voorgoed heeft opgevuld. Intensief archiefonderzoek leverde bijvoorbeeld de toestemming op die Brugge in 1349 verleende om twee grote nieuwe begraafplaatsen in te richten buiten de stadsmuren. Of de problemen in het Sint-Janshospitaal dat op enig moment zonder verplegend personeel zat, omdat nagenoeg iedereen overleden was.

Maar, zoals de ondertitel van Vermeersch’ studie al aangeeft, het boek gaat toch vooral over de gevolgen van de Zwarte Dood. Hoe was het leven in Vlaanderen in de jaren en zelfs de eeuwen na de ramp? Omdat niets menselijks de middeleeuwer vreemd was, leidde de opluchting onder de overlevenden overal tot nogal buitensporig gedrag. De verhalen uit de Decamerone bieden genoeg voorbeelden van seksuele en andere uitspattingen. Ook dit soort verhalen ontbreekt in de contemporaine Vlaamse literatuur. Maar Vermeersch weet wederom een aantal indirecte bewijzen op te diepen uit de archieven. In Gent zagen we vlak na de epidemie in korte tijd meerdere verordeningen verschijnen om drankmisbruik en prostitutie aan banden te leggen. De situatie was kennelijk zeer vergelijkbaar met wat Remco Campert constateerde na de ontberingen van de Tweede Wereldoorlog: ‘Alles zoop en naaide / heel Europa was één groot matras / en de hemel het plafond / van een derderangshotel.’

Ingrijpender waren de gevolgen voor de economie. Door een groot gebrek aan arbeidskrachten stond die voor heel nieuwe uitdagingen. Enorme prijsstijgingen, ook voor niet schaarse producten, veroorzaakten een inflatie die samen met de achterblijvende lonen de arbeiders voor grote problemen stelden. Vermeersch trekt een parallel met latere tijden:

Het concept van ‘vrije markt’ was in het laatmiddeleeuwse Europa een onbestaand begrip. Dat gold bij uitstek voor de arbeidsmarkt. Er was overheidsinmenging op een schaal die in de geschiedenis enkel door communistische regimes uit de twintigste eeuw werd geëvenaard.

Vermeersch maakt wel vaker zulke vergelijkingen met de moderne economische en sociale orde die altijd, zoals vergelijkingen nou eenmaal doen, goeddeels mank gaan. Het is een van de weinige zwakke punten in zijn betoog. Maar dat zij hem vergeven. 1349 is namelijk niet alleen een bijzonder grondig en informatief boek, het is ook nog eens goed, en bij tijden zelfs knap literair, geschreven. Vermeersch is blijkbaar niet alleen jurist en historicus, maar hij is ook een rasverteller. Natuurlijk, sommige passages lenen zich daar meer voor dan andere, maar lees onderstaande alinea uit het inleidende hoofdstuk en oordeel zelf:

Overal waar de ziekte toesloeg zaaide ze zo’n drie tot vier maand lang angst, chaos, treurnis en dood, waarna de macabere karavaan weer verder trok, op zoek naar vers en onbesmet bloed. In drie vervloekte jaren zou de Zwarte Dood het hele Europese continent traag maar zeker overspoelen, als een onstuitbare en onzichtbare vloedgolf. In 1351 vielen de laatste, meest afgelegen, regio’s van Europa ten prooi aan de ziekte, de verre houten dorpen en kloosters van Noord-Rusland. De zeis waarde door Europa en sloeg daarbij geen acht op leeftijd, geslacht, rang of stand. Voor de Zwarte Dood was iedereen gelijk. Van pauper in een afgelegen boerderij tot wever in een dichtbevolkte stad, van monnik tot prinses, iedereen kon meegenomen worden in het graf.

Als je zo kunt schrijven, doe je jezelf én het vak eer aan. Een vak dat immers bestaat bij de gratie van goede vertellers. Wie in de geciteerde regels iets van de grootse stijl van Huizinga meent te herkennen, heeft mij aan zijn zij. 1349 informeert het brein, scherpt de geest en streelt het literair gevoelige oog.

Jan de Jong

Joren Vermeersch – 1349. Hoe de Zwarte Dood Vlaanderen en Europa veranderde. Vrijdag, Antwerpen. 208 blz. € 22,50.