Terug naar West-Vlaanderen en (veel) verder

Dit is het westen, waar de cowboys wonen en de dichters zich verschansen. Het is geen zachtzinnige volksstam waartoe ik behoor. West-Vlaanderen is het land van de handen. Daarmee kan men wurgen, daarmee kan men strelen, daarmee kan men vooral zijn centen tellen.

Dit is een citaat uit Het land van de wangen uit 1998, het boek waarin Luuk Gruwez 22 jaar geleden zijn liefde voor het oosten van Vlaanderen, meer specifiek voor Belgisch Limburg beleed. Want dat was het land van de onophoudelijke glimlach. Zijn geboortegrond in West-Vlaanderen kreeg destijds al bovenstaande sneer mee. En nu is het boek er dan: Het land van de handen. Net als zijn voorganger een bijzondere verzameling brieven, dagboekfragmenten en dromen. En net als zijn voorganger een wonderschone loot aan de toch al zo rijkelijk bedeelde boom van de Privé Domein-reeks.

Omdat Gruwez het citaat ook nog heeft opgenomen als motto voor zijn nieuwe boek, zou je als argeloze lezer een bak ellende verwachten om je vingers (niet) bij af te likken. Quod non. Het land van de handen is eerder ontroerend dan afstandelijk, eerder warm dan een afrekening. De teksten zijn gedateerd van 28 september 2016 tot 28 januari 2019 en hebben maar deels iets met West-Vlaanderen van doen. Er staan brieven in aan onder zeer vele anderen Hester Knibbe, Miriam Van hee, Johan Parmentier en Benno Barnard. En teksten over inmiddels verscheiden grootheden als Stijn Streuvels en Eriek Verpale. Ronduit aangrijpend zijn de brieven die Gruwez vanaf 20 december 2016 vanuit Hasselt aan Benno Barnard in Engeland stuurt. De aanleiding is het trieste nieuws dat Barnards achttienjarige dochter Anna bij een verkeerongeval in Amerika om het leven is gekomen.

Lieve Benno,
Hoeveel keer kan een mens verdragen en zelfs overwinnen wat hem sprakeloos maakt, vooraleer hij uiteindelijk geen woord meer gezegd krijgt? Hoe lang kun je eloquent blijven onder zoveel wanhoop? Terwijl je, schrijver zijnde, juist je eloquentie wilt bewaren omdat je die nodig hebt om wie overleden is nog even te laten voortbestaan?

Het klinkt erg filosofisch en (dus?) wat afstandelijk, maar hier spreekt een schrijver die voor het ogenblik ook zijn eigen macht over de taal terug aan het zoeken is. Drie dagen later gaat hem dat al veel beter af. Nadat hij eerder de film Réparer les vivants ter sprake heeft gebracht, sluit hij zijn brief aan Barnard en diens vrouw en zoon af met:

Wij moeten met zijn allen, met verzamelde kracht, met al onze pennen, met al ons herdenken, hoe ontoereikend dat ook is, de doden repareren. En ook de levenden, ja, die ook. Jullie.

Soms doorbreekt Gruwez de strakke chronologie. Bijvoorbeeld op 10 augustus 2017. De dagboekaantekening memoreert het overlijden van schrijver Eriek Verpale, dan precies twee jaar geleden. Ooit schreef Gruwez naar hem als ‘beminde vriend’, maar zij raakten in onmin. Hij gaat op zoek naar de laatste brief die hij Verpale in 2012 schreef in een poging de vriendschap enigszins te herstellen. Het mocht kennelijk niet baten. Gruwez citeert die oude brief in zijn geheel, alsook de brief die hij na Verpales dood in De Standaard schreef. Die laatste brief is literair hoogstaand, maar evengoed een niet meer dan halfhartige poging tot postume Wiedergutmachung. In het fotokatern van het boek staat een afbeelding van het graf van Eriek Verpale op de Engelenhof in Ertvelde. En in Gruwez’ dichtbundel Bakermat uit 2018 is de vijfdelige cyclus ‘Balans’ aan Verpale opgedragen, onder het motto ‘over de doden niets dan goeds’. De cyclus sluit af met:

Zal ik het hebben over het hiernamaals, mijn vriend?
Is dit nu blauw of groen? Bestaat het uit bosbessen- of
rabarberjam, mosselen, friet? Of helemaal niet?

Laat me maar nadenken over het hiernamaals. Welke
bezwaren daartegen zijn. En of je het desnoods lopend
of fietsend kunt bereiken, zelfs als het onvoorstelbaar is.

Ik weet: nooit raken wij het eens, mijn vriend.
Het is misschien iets minimaals en zeer banaals.
Iets klungeligs, niet eens van taal. Klank zonder verhaal.

Waarmee het juist in taal toch nog een beetje goedkomt.

Ondanks de beperkingen die de titel suggereert, is Het land van de handen juist een zeer kosmopolitische verzameling, deels geschreven in West-Vlaanderen, maar ook in Frankrijk, Portugal, Mexico en toch vooral in ‘het land van de wangen’. Hasselt dus. Het gaat over grote, literaire gedachten en klein menselijk leed (zoals de tragiek van de voetbalwedstrijd België-Panama die in Frankrijk niet op de televisie blijkt te zijn). Maar zelfs dan gaat het toch vooral over literatuur. Zo niet in thematiek, dan wel in de onmiskenbaar taalgevoelige en gevoelige pen van Luuk Gruwez.

Jan de Jong

Luuk Gruwez – Het land van de handen. De Arbeiderspers, Amsterdam-Antwerpen. 528 blz. € 29,99.