Zo subtiel, zo levensecht

Wat gemakkelijk leest, is vaak met veel moeite tot stand gekomen, met in het geval van Het huis met de kersenbloesem van de Koreaanse schrijfster Sun-mi Hwang (1963), overduidelijk met een in jaren van hakken, snijden en kruiden – als ware het de verwerking van de opbrengst van een eigen moestuin – opgedane ervaring verkregen weloverwogen stijl, gedetailleerd zonder uitleggerig te zijn, in een rustige cadans. Met ogenschijnlijk simpele pennenstreken legt Hwang ons tussen neus en lippen – fijn laconiek, zoals het hoort – de grote levensvragen voor, ingebed in vijftien aparte verhalen, die evenwel naadloos op elkaar aansluiten. Als kind werd de oudere zeer geslaagde zakenman Dae-sun Kang wees doordat zijn vader, klusjesman bij een rijke familie, uit een boom viel. Hij werd daarna ter adoptie aangeboden aan een Amerikaans gezin, werkte zich, tegen de keer in, ondanks de xenofobie, de neerbuigendheid, zelfs van een stiefbroer, op tot eigenaar en grootaandeelhouder van een concern.

Hoe neem je ‘wraak’ op je verleden, hoe keten je de herinneringen vast? Je koopt zodra je de middelen hebt het landgoed waarop je bent opgegroeid, de schuur waarin je een paar jaar met je vader hebt gewoond, het huis waar de rijke familie ooit woonde, inclusief het grote stuk land eromheen en de heuvel beroemd om de kersenbomen. Je laat er een hekwerk omheen plaatsen met waarschuwingsborden. Beslist verboden te betreden, op straffe van… Vervolgens kijk je er niet meer naar om. Niemand kan jou daar nog kwetsen. Maar is het zo simpel? Kan je, dertig jaar na de aankoop, wanneer je als succesvolle zakenman terugkeert naar je geboortestad, naar het inmiddels vervallen landgoed daar de baas spelen? De baas spelen over je eigen verleden?

Natuurlijk hebben de omwonenden op meer of mindere wijze bezit genomen van dat stukje verleden middenin hun wijk, een wijk die ook niet ontkomen is aan de moderne tijd. Kang keert zo anoniem als mogelijk terug, het pad met achttienhonderd treden moeizaam beklimmend. Hij ontmoet de winkelier Jang, een praatjesmaker die alles over iedereen in de buurt weet. Maar wie de mysterieuze eigenaar is van het huis met de kersenbloesem is ook hem niet bekend. Een plek waar veel over gespeculeerd wordt. Er zou een reus wonen, een verschrikkelijk vervelende man. Niemand heeft hem echter ooit gezien. Het is een plek waar kinderen hun fantasie nog de vrije loop kunnen laten.

Ergens is deze fijnzinnige roman ook een pleidooi voor welwillendheid, voor een eenvoudig leven, samenleven, een simpelere omgang met elkaar. Want begint daar niet de problematiek van de volwassene, op het moment dat de verbeelding, het enthousiasme wordt losgelaten, wordt vervangen door puur pragmatisme, voor koele berekening, wanneer de nieuwsgierigheid ‘ongezond’ begint te worden, vaak zelfs vals wordt? Heel geleidelijk schetst Hwang de interactie tussen de verschillende bewoners en Kang, de verschuiving, van irritatie, van tegenmaatregelen, van het inschakelen van hulpdiensten, van zijn secretaris Mister Park, naar een zekere gewenning, naar een mate van afhankelijkheid, van vriendelijkheid die hij zo lang heeft ontbeerd. Wat maakt het uit dat een klein meisje er wat eieren raapt, dat een oudere dame, een beetje vergeetachtig, zich helemaal senang voelt in de moestuin.

De verhalen blijken tegen het einde meer verweven dan de lezer aan het begin vermoedt. Ze zijn van het begin af aan hecht door de regels, de voornemens die Kang voor zichzelf opstelt. Hij wil van zijn oude dag genieten en dingen doen die hij altijd al voor zich uit heeft geschoven. Een smoesje, zelfbedrog. In feite trekt hij zich terug met de tumor die al een tijdje in zijn schedel woont, die hij ‘meneer Knobbelmans’ heeft gedoopt. De enige echte gesprekspartner. Mister Park, zijn secretaris sinds jaar en dag, is iemand die Kang voor lief neemt.

Kang is een man die een stortvloed aan pijnlijke herinneringen begraven heeft in zijn werk, in een meedogenloze ambitie. Abusievelijk denkt hij dat hij rust kan vinden in het verleden, met zíjn waarheden over wat er allemaal gebeurd is. Met een aanbeden jonge vrouw, van een hogere stand. Uiteraard hebben alle andere bewoners, mensen die een leven hebben geleid in de geboortestad, een heel andere perceptie van hun jeugd, van hun omgang met Kang. En uiteindelijk blijkt dat hij zijn mening moet aanpassen. Jang was niet alleen de pestkop op school, hij is ook grootvader en enige opvoeder van een bijzonder intelligent ‘kippenmeisje’. Geen mens is nu eenmaal eenduidig, iedereen bestaat uit meerdere facetten. Nou ja, enkele uitzonderingen daargelaten. Kang stelt schoorvoetend zijn vastgeroeste meningen bij. Juist die aarzeling maakt deze roman zo subtiel, zo levensecht. Kang realiseert zich dat zijn aannames verkeerd waren. Een wijze les op de oude dag. Schuilt immers in aannames niet het grootste gevaar voor de mens, voor de mensheid zelfs? Kang had zijn jaren in Korea uit schaamte begraven en wordt daar mooi langzaam van bevrijd.

Het nawoord dat Hwang toevoegt doet een beetje afbreuk aan het mysterie, aan de sfeer van de roman. Laat het verhaal het verhaal. Maar het is wel duidelijk waarom de epiloog erbij hoort. De twee pagina’s geven het persoonlijke kader aan van de schrijver. De roman blijkt in grote eenzaamheid geschreven in Wenen, zonder vrienden, zonder de taal te begrijpen. Ergens klinkt dat door in de tekst. Hwang, nu een bekende schrijver en docent aan de letterenfaculteit in Seoul, kon niet naar de basisschool vanwege armoede. Een leraar gaf haar de kans om toch boeken te lezen. Uit de eenzaamheid in Wenen – ‘mijn eenzaamheid nam in zwaarte toe, alsof ik een touw met een haak eraan in een put had laten zakken’ – heeft zij, normalerwijze altijd om tijd verlegen, in alle rust een puur verhaal weten te peuren. En zoals vaak, zo niet altijd, was er maar heel weinig nodig dat als aanleiding diende. Een oude lege stoel onder een grote boom. Een moment waarop Hwang afdwaalde naar de oude stoel van haar vader, in de stoffige schuur van zijn huis ‘waaruit de eigenaar allang was vertrokken’. En zo werd Hwang eigenlijk ineens een beetje Kang.

Guus Bauer

Sun-mi Hwang – Het huis met de kersenbloesem. Vertaald door Mattho Mandersloot. Ambo Anthos, Amsterdam. 196 blz. € 18,99.