Max Havelaar als white savior

In het NOS Journaal werd bij de behandeling van de nieuwe canon gezegd dat Sara Burgerhart er als schrijfster aan was toegevoegd. Dat gaf toch wel te denken. Vermoedelijk hebben ze daar iemand van een tweedegraads lerarenopleiding Nederlands rondlopen, want sinds de kennisbasis daar is ingevoerd, is de literatuur voor 1880 facultatief geworden (al verzetten enkele hogescholen, waaronder de mijne, zich al jarenlang tegen).

Ook de Max Havelaar is wel geschikt voor leerlingen die de geschiedeniscanon tot zich krijgen, maar ongeschikt voor tweedegraads leraren Nederlands. Ten onrechte natuurlijk, want naast het maatschappelijke thema dat aangesneden wordt, is het boek ook literair een hoogtepunt.

Je kunt een literair hoogtepunt vaker dan één keer lezen en elke keer valt je weer iets nieuws op. Bij de laatste herlezing viel me de ijdeltuiterij op. Er wordt een haast bovenmenselijk beeld van Havelaar gegeven.

Het is waar dat hyzelf, die by zulke gelegenheid sprak als een apostel, als een ziener, later niet juist wist hoe hy gesproken had, en zyn welsprekendheid had dan ook meer de eigenschap van te verbazen en te treffen, dan door bondigheid van redeneering te overtuigen.

Als je Havelaar als een afsplitsing van Multatuli zelf ziet, dan is dat nogal een veer in de eigen reet. Met een beetje geluk is het zelfironie, maar daar is hier geloof ik geen sprake van.

In Nederland is er een mythe rond Douwes Dekker en zijn creatie Max Havelaar ontstaan. Dat is voor een deel terecht, maar het verhaal vertelt slechts een kant van de historie: Eduard Douwes Dekker, Multatuli of Max Havelaar als redder van het arme, geknechte Indonesische volk. Bij de honderdste geboortedag van Multatuli stond dan ook bovenstaande prent van Johan Braakensiek in De Amsterdammer. Onderschrift: ‘Insulinde huldigt den Schrijver van Max Havelaar’. Het is wel een heel nederig beeld.

Zonder heel veel af te doen aan de verdiensten van Multatuli: er valt wel een voetnoot te plaatsen bij die heroïsche status. Douwes Dekker was tot zijn ontslag zelf ook onderdeel van het koloniale systeem en de Max Havelaar is naast heel veel meer ook gewoon een verslag van een arbeidsconflict. De roman kun je lezen als een aanklacht tegen de uitwassen van dat koloniale systeem, maar een volledige verwerping van het systeem is het niet.

Een nieuwe blik op de canon is heel noodzakelijk, vooral omdat de blik op de geschiedenis continu verandert. Soms besef je pas laat, zie de Zwarte Pietendiscussie in ons land, dat bepaalde verhalen altijd binnen bepaalde structuren vallen. Soms zijn de stereotypen direct herkenbaar, soms moet je erop gewezen worden. Iedere vrouw, iedere homo, iedereen met een bepaalde kleur kent tig situaties waarbij je denkt: daar gaan we weer. En dat je tot een bepaalde groep behoort, betekent dat niet jij je niet schuldig maakt aan opmerkingen of gedrag waarbij een ander denkt: daar gaan we weer.

Het principe van de ‘white savior’ kende ik nog niet zo goed. Kort gezegd: er is altijd een wit iemand nodig om mensen met een kleur te redden. Bekijk dit filmpje:

Als je dit patroon eenmaal ziet, zie je het constant. Ook in tv-series, ook in boeken, ook in de manier waarop ons een geschiedenisles wordt aangeleerd. Toen ik gisteren de nieuwe canon bekeek en bij het venster Max Havelaar de didactische opdrachten bestudeerde, kwam ik deze invuloefening tegen:

Max Havelaar als white savior. Er staan meer opdrachten bij die een completer beeld geven van de koloniale situatie, maar misschien kunnen we nog iets kritischer kijken naar de manier waarop we de stof aanbieden.

Gelukkig staat nu ook Anton de Kom in de canon, black savior tijdens de Tweede Wereldoorlog. Geschiedenis bestaat niet uit louter feiten, maar vooral uit verhalen die wel of niet verteld worden.

Coen Peppelenbos