Vrijheid vanuit zwart perspectief

Zwarte levens waren eeuwenlang niet vrij. Na de afschaffing van de slavernij in Nederland in 1863 moesten slaven nog tien jaar op de plantages van hun voormalige eigenaren werken. Die eigenaren ontvingen een financiële vergoeding van 300 gulden per slaaf ter compensatie van het ‘verlies van eigendom’. In Wij slaven van Suriname (1934) beschrijft Anton de Kom (1898-1945) de gevolgen van de slavernij en het kolonialisme voor het zwarte zelfbewustzijn. ‘Het heeft heel lang geduurd voor ik mijzelf geheel van de obsessie bevrijd had, dat een neger altijd en onvoorwaardelijk de mindere moest zijn van iedere blanke. Geen volk kan tot volle wasdom komen, dat erfelijk met een minderwaardigheidsgevoel belast blijft.’

Eind februari verscheen bij Atlas Contact de zestiende druk van Wij slaven van Suriname, voorzien van inleidingen van schrijfster Tessa Leuwsha, The Black Archives-oprichter Mitchell Esajas en literatuurwetenschapper Duco van Oostrum. De Kom, wiens vader nog als slaaf geboren was, beschrijft hoe het er op de slavenmarkten aan toe ging en welke lijf- en doodstraffen tot slaaf gemaakten ten deel vielen als ze ongehoorzaam waren geweest. Op de slavenmarkten in Afrika scheidden Europese artsen ‘de leverbaren van de zgn. onleverbaren’. De ‘leverbare’ slaaf gemaakten worden vervolgens ingedeeld in prijsklassen en ‘vervolgens, precies als vee, met een gloeiend ijzer op de borst gemerkt, waarbij het wapen of de naam der maatschappij in hun huid geschroeid werd’. Daarna worden ze verscheept en in Suriname weer op een markt verkocht en nog een keer gebrandmerkt. Zwarte levens deden er alleen toe als ze geld opbrachten.

Wie moed en de gelegenheid had, kon vluchten en in de binnenlanden een vrij bestaan opbouwen. De Marrons ziet De Kom, die in 1920 naar Nederland gaat en als vrijwilliger dienst neemt in het leger, als de helden die Suriname nodig heeft als tegenwicht tegen het oer-Nederlandse geschiedenisonderwijs op de Surinaamse scholen. De Kom beschrijft de strijd van de Marrons tegen de koloniale overheersers vanuit zwart perspectief. Hij plaatst hun vrijheidsstrijd ook in Europees perspectief. Terwijl de Fransen streden voor vrijheid, gelijkheid en broederschap en de Hollandse patriotten een eerlijke volksvertegenwoordiging eisten, werd de opstand van de Marrons bloedig neergeslagen door het Nederlandse gezag. De Britten klaagden over de wreedheid van de Nederlanders jegens de tot slaaf gemaakten.

In Suriname, waar De Kom in 1933 enkele maanden verbleef, werd hij zelf als een held beschouwd omdat hij opkwam voor de rechten van arbeiders. Honderden mensen reisden naar zijn adviesbureau in Paramaribo. De Kom werd gevangen gezet in Fort Zeelandia omdat de autoriteiten hem als opruiend beschouwen. ‘[M]en wist dat de brandstof der ellende zo hoog was opgestapeld, dat slechts een enkele vonk nodig zou zijn om haar te doen ontvlammen!’ Om zijn vrijheid te bewaren moest hij terug naar Nederland. In het laatste hoofdstuk van Wij slaven van Suriname schrijft De Kom over zijn tijdelijke terugkeer naar Suriname en de enorme armoede die hij aantrof.

Wij slaven van Suriname wordt wel gekenschetst als een combinatie van een literair meesterwerk, een aanklacht tegen het kolonialisme en een alternatieve geschiedschrijving. Het boek, dat in Suriname tot de canon behoort en in Nederland weinig bekendheid geniet, bevat inderdaad prachtige passages zoals de spiegeling van de Surinaamse geschiedenis in de Nederlandse vlag.

De wijde vlakten der savannen, de bossen en de hoge granietbergen van moeder Sranang slapen sinds honderd eeuwen.
Voor hen werd nog geen historie geschreven. Slechts op de smalle strook langs de zeekust, hier en daar aan de monding der grote rivieren, op de allervruchtbaarste alluviale gronden waait het rood, wit en blauw van de Hollandse driekleur.
Rood – ‘Kijk moeder’ zegt verwonderd het kleine blanke jongetje uit het prachtige boek Omdat ik zwart ben van Madeleine Pax – ‘ziet U wel dat die negers ook rood bloed hebben?’
Wit – De kleur van de vredesverdragen van Crommelin.
En blauw? – De kleur van onze tropenhemel, waarheen wij door de donkere bladeren onzer bomen opzien om in de fonkelende glans der sterren de belofte van een nieuw leven te lezen?
Nee, dat is het diepe blauw van de Atlantische Oceaan, waarover eenmaal de slavenhalers hun Afrikaanse buit, hun levende koopwaar, onze ouders en grootouders, naar hun nieuwe vaderland Sranang voerden.

Rood, wit, blauw als symbool voor de onderdrukking en uitbuiting van tot slaaf gemaakten en hun nazaten. Het vredesverdrag (1760) van Wigbold Crommelin, gouverneur-generaal van Suriname, zorgde voor tweedracht tussen ontsnapte slaven. Reeds bevrijde slaven kregen autonomie als ze nieuwe weggelopen slaven aan de Nederlanders uitleverden.

De Kom spreekt twee groepen lezers aan, de zwarte Surinamers en de witte Nederlanders. De zwarte lezers, aangesproken met ‘wij’, probeert hij van hun ‘diep verankerde minderwaardigheidsgevoel’ te bevrijden. De tweede lezersgroep, aangesproken met ‘gij’, nodigt hij uit om de geschiedenis van twee kanten te bekijken. Scheepvaart is meer dan Hollands glorie. Een mooi schip kan ongekend leed verbergen. ‘Geen schouwspel kan dat van een driemastvolschip onder voltuig evenaren. (…) Wij gunnen u uw verbeeldingsplaats in het kraaiennest van die oude schepen, wij gunnen u de zeewind langs uw haren’, maar benedendeks creperen de tot slaaf gemaakten.

Hierboven ruikt gij de prikkelende lucht van teer en de zilte zeewind. Daarbeneden stinkt het reeds een mijl lijwaarts naar het zweet en de uitwerpselen van duizend in het ruim gepakte slaven. Hierboven hoort gij de kreet van de albatros, de zingende matrozen en het geruis der golven. Daaronder hoort gij het gejammer der slaven, de kreten van een vrouw in barensnood en de zweep, die neersuist op de ruggen der zwarten.

De Kom zette zich niet alleen voor een vrij Suriname in. Hij streed ook voor de vrijheid van Nederland. In 1940 sloot hij zich aan bij het verzet. Hij werd in 1944 opgepakt en stierf eind april 1945 in Sandbostel, een buitenkamp van concentratiekamp Neuengamme.

Marie-José Klaver

Anton de Kom – Wij slaven van Suriname. Met inleidingen van Tessa Leuwsha, Mitchell Esajas en Duco van Oostrum. Atlas Contact, Amsterdam. 216 blz. € 20.