Hoe trekken we het racismedebat rond het boek van Dolf Verroen weer vlot?

Deze week kwam het anti-racistische boek Hoe mooi wit ik ben (eerder verschenen als Slaaf kindje slaaf) onder vuur te liggen van anti-racisten. Dat ging zelfs zo ver dat Verroen allerlei verwensingen naar zijn hoofd kreeg, ook op zijn eigen Facebook-pagina. Zo schreef Casper Dundin deze constructieve bijdrage voor de 91-jarige schrijver:

Dolf Verroen heeft het historische perspectief gekozen van het meisje Maria. De achterflap geeft al een denkrichting aan voor het boek:

Maria krijgt een slaafje voor haar twaalfde verjaardag. Dat is handig. Slaven moeten doen wat jij zegt. Je kunt ze slaan, verkleden of verkopen.
Maria weet niet beter. Haar leven draait om mooie jurken, theevisites en netjes rechtop zitten – net als dat van haar moeder en haar tantes. Waarom zou ze verder kijken dan het luxe leven dat ze gewend is? Alles is toch goed zoals het is?

Indringend kinderboek over racisme dat vragen oproept juist doordat ze voor de hoofdpersoon geen vragen zijn.

Je kunt het boek niet anders lezen dan met een afschuw van de gruwelijke vanzelfsprekendheid van het alledaags racisme uit die tijd. Je ziet hoe dat racisme in de praktijk werkt. Het boekje staat dus vol racistische taal, maar de strekking is anti-racistisch. Mocht er nog aan getwijfeld worden dan kan het nawoord van Verroen daar nog duidelijkheid in verschaffen. Verroen verklaart op Facebook en in de pers ook redelijk onvermoeibaar het doel van het boek. De opvattingen van de hoofdpersoon zijn niet de opvattingen van de schrijver, integendeel zelfs. Wie deze constructie niet snapt, snapt de werking van literatuur niet. Heel veel witte Facebookers namen het op voor Verroen en Dilip Huys gelukkig ook:

Zo, dit was de strikt literaire uitleg. Om het boek goed te interpreteren is dus een bepaalde mate van literaire kennis nodig. Als we maar vaak genoeg de constructie uitleggen dan snapt iedereen het uiteindelijk wel. Toch?

Ik kan me toch ook voorstellen dat je het zeer onprettig blijft vinden om een dergelijk boek te lezen. Zelfs al snap je de constructie en zelfs al geloof je in de integriteit van de schrijver en zijn bedoelingen, dan nog kan ik me de weerzin indenken om zoiets te lezen. Dat is het recht van de lezer. Dat er een heftige reactie komt op dit boek lijkt me zelfs het doel van het boek. De schrijver moraliseert niet, maar wil wel degelijk dat we een morele les uit dat boek halen. Maar als je een zwart kind bent en die morele les helemaal niet nodig hebt dan blijven alleen de harde woorden over die iets fundamenteels bevestigen wat je waarschijnlijk ook al kent.

Om even een stap uit het racismedebat te doen, vergelijk ik het met iets vrolijkers: kanker. Die ziekte is weleens, godzijdank steeds in niet dodelijke mate, langsgekomen in mijn leven. Ik merk elke keer bij passages in boeken waarin iemand aan het kuren moet of onderzoeken moet ondergaan dat ik grote moeite heb om daar doorheen te lezen. De volgende scan duurt vijf minuten van Lieke Marsman heb ik gelezen, maar ik kon er geen recensie over schrijven. Stadium IV van Sander Kollaard is ongetwijfeld een prachtig boek, maar ik kon het niet eens lezen. Ze zouden mij de constructie kunnen uitleggen (sterker nog, dat kan ik zelf wel) en toch blijft er een fysieke afkeer omdat de inhoud zo fundamenteel met je eigen leven en angsten te maken heeft.

Mensen die zonder reden gaan schelden op Dolf Verroen moet je negeren. Mensen die zeggen dat een witte man zich niet met dit soort onderwerpen moet bezighouden, moet je negeren: een schrijver mag alles. Mensen die zeggen dat je dit soort boeken moet verbieden, moet je negeren: standbeelden sloop je niet, boeken verbied je niet.

Mensen die zeggen dat het lezen van dit boek pijn doet, moet je aanhoren (en dat doet Verroen gelukkig) en je zult moeten erkennen dat dat niet je intentie was, maar dat dat onbedoeld wel de uitkomst kan zijn van het lezen van jouw boek.

Coen Peppelenbos