Eén kant van de pannenkoek

In interviews heeft Bibi Dumon Tak aangegeven dat De dag dat ik mijn naam veranderde ondanks de fictieve namen een autobiografisch boek is. De genreaanduiding ‘roman’ is dan ook niet aanwezig op het omslag. Het boek gaat voor een deel over de ziekte en de aftakeling van de zus van Anna, Lize, en is in die zin een eerbetoon aan de zus, die ondanks een aangeboren doofheid zich een weg omhoog heeft geknokt. Een lange weg door de scholen waar ze steeds een stap hoger kwam, een baan waarin ze juist met lastig te plaatsen kinderen overweg kon en een enorme voorliefde voor dieren, paarden in het bijzonder, die direct naar haar leken te luisteren.

Tegenover dit liefdevolle portret staat een tekening vol haat van de ex-man van Lize die in constant gevecht is met haar – ook tijdens haar ziekte en tijdens haar laatste dagen – over de twee kinderen. Een man die na Lize’s dood de kinderen opeist en al het contact verbiedt met Anna en de moeder van Lize en Anna. Een man die tijdens het huwelijk met Lize gewelddadig was.

De broer van Anna en Lize en hun vader krijgen wel toegang tot de kinderen van de zus en ze vieren zelfs feestdagen samen. Dat was het moment voor Anna om te onderzoeken of zij zich kon ontdoen van de familienaam, van de mannelijke lijn. Daar moet een psychische reden voor zijn omdat voor elkaar te krijgen dus gaat Anna naar de psycholoog om de officiële kant van de zaak te regelen.

Het is dus nogal een persoonlijk gevecht dat Dumon Tak aangaat via een boek en dat zorgt voor licht ongemak tijdens het lezen, want je bent je bewust dat je maar een kant van het verhaal te horen krijgt. Als Anna tijdens therapiesessie ook ‘de andere kant van de pannenkoek’ moet onderzoeken is er even een poging om een ander perspectief te krijgen op het verhaal, maar erg lang duurt die bereidwilligheid niet. Daarvoor is de woede te groot. Toch heb je het idee dat er iets ontbreekt in het verhaal, want waarom hebben de mannen binnen de familie nog wel toegang tot de kinderen van Lize?

Met die mannen is ook wat, want de vader van Anna en Lize leeft ook al jaren gescheiden van hun moeder in een uiterst rommelig huishouden. Echt betrokken bij zijn kinderen was en is hij niet. In een scène uit haar jeugd vertelt Anna ook nog over een al te handtastelijke oom die op bezoek was bij haar vader. Het helpt allemaal niet om die mannen in een positief daglicht te krijgen.

Er staat duidelijk iemand in de beklaagdenbank binnen dit boek en vanuit het zusterlijke standpunt snap je dat. Wat ik niet snap zijn de vele vervloekingen die deze ex-man naar zijn hoofd krijgt. Het grootste deel van het verhaal wordt hij niet bij zijn naam genoemd, maar aangeduid als ‘de man wiens naam ik niet zal noemen’ direct gevolgd door ‘moge blauwalg al zijn poriën vullen’ of ‘moge het wrattenvirus zich nestelen op zijn aangezicht’ of ‘moge spinrag zijn hersenen bekleden’ et cetera, et cetera. Die vervloekingen werken op den duur storend en worden juist wat lachwekkend. In een interview heeft Dumon Tak gezegd dat ze ook humoristisch bedoeld zijn, maar die humor haalt juist de angel uit de woede. Als je de toon van dit boek vergelijkt met Vallen is als vliegen van Manon Uphoff, dan zie je dat Uphoff de woede blijft voeden gedurende het verhaal. Bij Dumon Tak werken al die verwensingen aan het adres van haar zwager niet, omdat de woede ontsnapt.

Het boek eindigt in een schrijnende patstelling. Anna en haar moeder krijgen de kinderen van Lize niet meer te zien, er is zelfs nog een heel gedoe bij de overlijdensdienst van de vader van Anna. De man wiens naam niet genoemd wordt ‘moge zijn levenspad in een directe lijn afstevenen op de diepste troggen van de Stille Oceaan’ voorkomt dat er ook maar een klein beetje contact is al zorgt Anna ervoor dat ze in haar toespraak ook de kinderen betrekt. Anna, haar moeder en enkele vrienden verstrooien de as van Lize in Frankrijk, op de plek van hun laatste vakanties. Ook dat is vrij hard als je dat beschouwt vanuit het perspectief van de kinderen van Lize die er niet bij zijn. Je hebt niet het idee dat het ooit nog goed kan komen.

Coen Peppelenbos

Bibi Dumon Tak – De dag dat ik mijn naam veranderde. De Geus, Amsterdam. 272 blz. € 21,50.