Ambitieuze roman over de Spaanse burgeroorlog

Romans over de Spaanse burgeroorlog, die heb je niet veel in het Nederlandse taalgebied. Patrick Bassant nam deze inmiddels wat vergeten strijd tot uitgangspunt van zijn groots opgezette roman De vlinder in de inktpot. Hij vertelt hoe in 1937 de werkloze Amsterdamse arbeider Pit door de communistische partij wordt gerekruteerd om als vrijwilliger bij de Internationale Brigades tegen Franco te strijden. Hij vertrekt naar Spanje, waar hij via een lang oponthoud in Parijs en een barre tocht door de Pyreneeën uiteindelijk in Segovia aan het front terecht komt. In Spanje woedde sinds enkele maanden een bloedige burgeroorlog nadat Franco en andere generaals in juli 1936 in opstand waren gekomen tegen de democratisch gekozen, wettige regering. De Europese mogendheden probeerden het conflict te beheersen door een politiek van non-interventie te volgen. De fascistische staten Duitsland en Italië hielden zich niet aan deze afspraken en steunden de rebellen van Franco ruimhartig. Zo bombardeerden in 1937 eenheden van de Duitse Luftwaffe het Baskische dorp Guernica.

In Spanje kruist de romanpersonage Pit het pad van Johan Brouwer, een historisch figuur. Deze katholieke hispanoloog koos aanvankelijk de kant van de opstandelingen, maar zag hoe de generaals Moorse troepen en het Vreemdelingenlegioen tegen hun eigen bevolking inzetten en hoe de clerus deze terreur rechtvaardigde. Brouwer is een raadselachtige man, die in zijn studententijd samen met zijn broer een moord had gepleegd en daarvoor zes jaar in de gevangenis had doorgebracht. Hij spiegelde zich aan Dostojevski: ‘kon hij triomferen waar Raskolnikov had gefaald? Kon hij een slecht mens doden en zelf bloeien?’ Brouwer was als onpartijdig waarnemer naar Spanje getrokken, maar raakte er steeds meer van overtuigd dat het fascisme een kwaad was dat bestreden moest worden en zwerft aan het einde van roman door de straten van Barcelona om opnieuw een moord te plegen, nu op een fascist.

De Spaanse republiek ontving alleen steun van Stalin-Rusland. Door deze steun kreeg de Sovjet-Unie een ijzeren greep op haar bondgenoot, waar na ‘de korte zomer van de anarchie’ revolutionaire groeperingen en andersdenkende socialisten al snel alle speelruimte verloren en zelfs werden vervolgd. Patrick Bassant beschrijft op beklemmende wijze hoe dit in zijn werk ging. Ferno, losjes geïnspireerd op cameraman en fotograaf John Fernhout, is de cynicus die de machinaties van de communistische partij al snel doorziet. Hij waarschuwt Pit: ‘Het is een monster. Een egoïstisch, vraatzuchtig haatdragend, achterdochtig en uit zijn muil stinkend loeder, die partij. Een vampier, een tollenaar en een jaloerse echtgenote tegelijk.’ De sfeer van achterdocht en repressie waarvan de Sovjet-Unie sinds de machtsovername van Stalin is doortrokken, kruipt ook achter de linies van de Spaanse republiek. Er vinden standrechtelijke executies plaats van vermeende verraders, anarchisten en andere revolutionairen, verdwijnen spoorloos. De angst voor de Russische geheime dienst beheerst zelfs het antifascistisch schrijverscongres dat in juli 1937 in Madrid plaatsvindt. Pit is daar als fotograaf en Brouwer als spreker. De Nederlanders communistische schrijver Jef Last, die als kapitein in het Spaanse leger dient, krijgt verlof het congres bij te wonen. Deze historische figuur wordt de derde hoofdpersoon in de roman.

Last had eerder in het gezelschap van André Gide de Sovjet-Unie voor een propagandareis bezocht. De beroemde Franse schrijver was echter gedesillusioneerd uit het arbeidersparadijs teruggekomen en schreef hier een bitter boek over: Retour de l’U.R.S.S. Last wordt op het congres door Michail Koltsov, de culturele spion van Stalin, zwaar onder druk gezet om publiekelijk, voor het oog van de wereldpers, afstand te nemen van zijn Franse vriend. Maar ook Last is ontgoocheld over de Russen: ‘Ik begin het steeds helderder te zien, Pit, Stalin houdt dit land in een wurggreep. Dit prachtige land met zijn dappere bewoners bevindt zich in de vuist van de Rus. Hij hoeft maar te knijpen en alle leven stroomt eruit weg.’ Wat moet Last doen: de zaak van de Spaanse republiek dienen en zijn vriend laten vallen of zijn vriendschap en de waarheid voorrang geven, op het gevaar af te worden vermorzeld door Stalins agenten, die hun duistere praktijken ook in Spanje uitoefenden?

‘Je zit klem tussen hamer en aambeeld, heet dat toch?’
Jef lachte. ‘Tussen hamer en sikkel, vrees ik.’

Een goede roman kan alles aannemelijk maken, maar in De vlinder in de inktpot wringt de figuur van Pit een beetje. Deze werkeloze Amsterdamse havenarbeider vindt wel heel makkelijk zijn weg langs de hoogte- en dieptepunten van de Spaanse burgeroorlog. Al voordat hij in Spanje is aangekomen, komt hij via Fernhout in contact met Pablo Picasso, die op de wereldtentoonstelling in Parijs de laatste hand legt aan zijn schilderij Guernica. Pit krijgt onmiddellijk een baantje om Picasso enige weken te assisteren en wordt verliefd op Picasso’s muze, Dora Maar. ‘Smachtende smartelijke rouwende begerige ogen.’ Nadat hij op het slagveld gewond raakt, krijgt hij bij een toevallige ontmoeting met generaal Walter, leider van de 14de internationale Brigade en amateurfotograaf, stante pede de opdracht de burgeroorlog voor hem op foto vast te leggen. Pit reist met Hemmingway, die vooral als karikatuur wordt afgeschilderd, naar het front, waar hij voor de fotograaf Robert Capa wordt aangezien. Later ontmoet Pit diens vriendin, de mooie oorlogsfotografe Gerda Taro, die hem uitlacht om zijn stuntelige gedrag met de camera. Tijdens het antifascistische schrijverscongres komt hij in aanraking met Jef Last, die door de Russische geheime dienst op de hielen wordt gezeten en die Pit onmiddellijk in vertrouwen neemt. ‘Ik moet iemand hebben, hier en nu, die ik dingen kan vertellen die ik niet kan opschrijven.’ Kortom, Bassant heeft Pit nodig om de lezer al die situaties te kunnen beschrijven, maar hij is als vehikel niet helemaal geloofwaardig.

Patrick Bassant wil veel, hij wil het hele canvas van de strijd in Spanje schilderen, in al zijn details en met al zijn kleuren. Het boek dreigt daarmee soms een Who is who van de Spaanse burgeroorlog te worden, waarin iedereen van naam wel een plaatsje krijgt: Garcia Lorca (een regel uit het gedicht ‘Avondwandeling’ vormt de titel van het boek), André Malraux, Joris Ivens, La Pasionaria, Buenaventura Durruti, Ludwig Renn, Michail Koltsov, André Marty, Nico Rost, José Bergamín, Martha Gellhorn, allemaal komen ze wel even langs. Twee fonkelende namen ontbreken: Arthur Koestler, beroemd van zijn Spanish Testament, waarin hij onder meer zijn ervaringen in een franquistische dodencel beschrijft, en George Orwell, de man die de interne strijd in Barcelona in 1937 aan de kant van links-revolutionaire POUM meemaakte. Hij heeft dit indringend beschreven in zijn beroemde Hommage to Catalonia. Wel leent Bassant Orwells beschrijving van de revolutionaire sfeer in Barcelona en legt deze in de mond van Johan Brouwer, een postmoderne vondst die ik wel kan waarderen.

De vlinder in de inktpot is geen volmaakte roman, aan de constructie valt nog wel wat aan te merken, maar ze is met grote vaart, tomeloze inzet en kennis van zaken geschreven. Bassant weeft een kleurrijk tapijt van feiten en fictie dat een hechte eenheid vormt. Knap weet hij de episodes waarin Pit de hoofdrol speelt in een wat arbeideristische toon te zetten, terwijl de wederwaardigheden van Johan Brouwer, de licht arrogante intellectueel, meer vormelijk worden beschreven. Maar wat mij het meest aanspreekt is de ambitie die uit De vlinder in de inktpot spreekt. Het is een wervelende, caleidoscopische roman over oorlog, verraad, vriendschap, vrijblijvend engagement en diepe betrokkenheid. Patrick Bassant is een schrijver die de grote greep niet schuwt.

Aart Aarsbergen

Patrick Bassant – De vlinder in de inktpot. Wereldbibliotheek, Amsterdam, 416 blz. € 25,-.