Wijze lessen

Michel de Montaigne nam een verhaal van Seneca over. Keizer Augustus kreeg bericht dat Lucius Cinna een aanslag op hem zou plegen. Cinna werd opgepakt en Augustus sprak meer dan twee uur met hem. Uiteindelijk schonk hij hem de vrijheid en werd zijn vriend. Dat heet ‘clementie’. Sindsdien heeft niemand ooit meer tegen hem samengezworen of een aanslag op hem gepleegd. Voor zijn vergevingsgezindheid – op aanraden van zijn vrouw Livia – werd hij dus beloond, maar dat kan niet gezegd worden – vervolgt De Montaigne – van François de Guise, want ondanks zijn mildheid werd deze vorst later nogmaals verraden en vond toen de dood. ‘Zo nutteloos en nietig is de menselijke wijsheid; want in weerwil van al ons beleid, onze plannen en voorzorgsmaatregelen speelt de Fortuin bij de gebeurtenissen altijd de eerste viool.’

De Montaigne is sceptischer dan Seneca, maar hij leefde dan ook na Machiavelli, die in de traditie van de vorstenspiegels reageerde op Seneca’s De Clementia. ‘Juist clementie van de heerser inspireert tot schroom om wandaden te begaan; veel zwaarder lijkt een straf die door een zachtmoedig man wordt vastgesteld.’ Seneca richt zich tot zijn leerling Nero.

Na een voorspoedige carrière werd Seneca verbannen naar Corsica door keizer Claudius, waaruit hij na acht jaar werd teruggeroepen. Daarna belandde hij in het centrum van de macht, het hof van Nero. Hij was er van overtuigd dat de vorst, de princeps, het recht had om met dodelijke straffen de orde te bewaken, maar dat moest alleen in het uiterste geval. ‘Hij hoopte hier een goede invloed te kunnen uitoefenen, hetgeen de eerste jaren ook lukte, maar daarna kwam de teleurstelling: de jonge Nero ontpopte zich tot de Nero zoals de geschiedenis hem kent, een man die geestelijk niet helemaal in orde was en gruwelijke dingen heeft gedaan. Seneca trok zich terug uit het politieke leven, in de hoop nog te ontsnappen aan Nero’s waanzin. Een paar jaar later werd hij toch, door Nero, gedwongen tot zelfmoord.’ (Wikipedia) ‘Door Nero’s haat en ongena’ (Vondel)

Piet Schrijvers vertaalde de invloedrijke politiek-didactische De Clementia en De Ira en de Historische Uitgeverij gaf ze uit onder de titel Woede & Clementie: het drie lettergrepig woord aan het eind: dat klinkt beter. Schrijvers ontving in 2011 de Martinus Nijhoff Prijs voor de vertaling van De rerum natura van Lucretius. Hij hield zich toen al bezig met de receptiegeschiedenis van Seneca, zoals ook blijkt uit de voorwoorden van de nu uitgegeven teksten.

Volgens Nietzsche was medelijden schijnheilig en slecht, omdat het de waardigheid van de medelijdende aantast. ‘Medelijden heet alleen bij decadenten een deugd.’ Seneca noemt medelijden ook een ondeugd. Medelijden is sentiment, terwijl clementie berust op een verstandelijke overweging. Tegenwoordig spreken we van spiegelneuronen: Seneca schrijft dat iemand lacht als een ander lacht en dat dat ‘geen vrolijkheid is maar een ziekte, zoals zelf ook je mond opensperren als iedereen gaapt.’

Over de woede

Novatus, je hebt mij gevraagd te schrijven hoe woede kan worden gekalmeerd, en ik vind dat je niet ten onrechte zeer bang bent voor dit gevoel, het afschuwelijkste en wildste van alle. In andere gevoelens huist nog een zekere mate van rust en kalmte, woede is een en al opwinding, pijn, agressiviteit, zij kookt van amper menselijk verlangen naar wapens, bloed, martelingen, en spaart zichzelf niet als zij de ander maar kan schaden, stormt recht op de zwaarden af, begerig naar wraak die de wreker mee zal sleuren.

(vertaling Piet Schrijvers)

Het is interessant om deze vertaling te vergelijken met de volgende:

Je hebt me gevraagd te schrijven, Novatus, over de vraag hoe men toorn moet bedaren. Het lijkt me niet onterecht dat je juist deze emotie vreest, de afschuwelijkste en onstuimigste van allemaal. Andere emoties hebben nog iets vredigst en bedaards maar deze is één en al woeste energie, ze bestaat uit een golf van wrok. Wapens wil ze zien en bloed en executies! Ze raast en tiert en heeft daarin niets van een mens. Ze vergeet zichzelf zolang het een ander maar schaadt en stort zich op haar eigen wapens, begerig naar wraak, al wordt het de ondergang van de wreker.

(vertaling Vincent Hunink)

Seneca gaat uitvoerig in op de woede, die hij beschouwt als uiterst inadequaat in de oorlog. Verstand moet de krijgsheer leiden; beheersing conform de stoïsche opvattingen.

Hij geeft in Boek 1, 18 een voorbeeld van domme woede.
Het gaat over Piso, een stijfkoppige consul, die eens woedend de executie beval van een man die zonder collega van verlof was teruggekeerd. De man werd er van beschuldigd dat hij zijn collega had gedood. Hij krijgt geen tijd zich te verweren. Op de executieplaats kwam de collega juist op het moment dat de man zijn nek uitstrekte naar het zwaard van de beul, aanrennen. De dienstdoende officier liet het zwaard in de schede opbergen, maar Piso was woedend en liet ze beiden executeren en ook nog eens de dienstdoende officier die het lef had de executie niet uit te voeren. Barbertje moet hangen!

O quam sollers est iracundia ad fingendas causas furoris! ‘Te’ inquit ‘duci iubeo, quia damnatus es; te, quia causa damnationis commilitoni fuisti; te, quia iussus occidere imperatori non paruisti.’ Excogitavit quemadmodum tria crimina faceret, quia nullum invenerat.

Piet Schrijvers:

Wat is woede toch slim om redenen voor haar woestheid te vinden! Piso zei: ‘Jou laat ik executeren omdat je veroordeeld bent, jou omdat je voor je collega de reden van zijn veroordeling bent, jou omdat je het bevel van je aanvoerder tot executie niet hebt uitgevoerd.’ Hij bedacht hoe hij drie misdaden kon plegen, omdat hij er geen gevonden had.

Hoe compact is het Latijn; hoe goed leesbaar is het Nederlands.

In het tweede boek over de woede onderzoekt Seneca of woede ontstaat uit een oordeel of uit een opwelling. Hij waarschuwt zelf dat deze beschouwing droger zal zijn, dan de eerste. De vertaling moet niet gemakkelijk geweest zijn, maar Schrijvers komt met geestige vondsten, hier bijvoorbeeld: in het Latijn: ‘Nec mirum est, cum maximos ferarum greges linea pinnis distincta contineat et in insidias agat, ab ipso adfectu dicta formido; uanis enim uana terrori sunt.’ Piet Schrijvers: ‘Geen wonder, wanneer de grootste kuddes wilde dieren in de val raken en door een draad met kleurige veren bijeengehouden worden, men vanwege het opgeroepen gevoel spreekt van ‘schrikdraad’.

Wat mij opvalt is hoezeer Seneca een tijdgenoot is: alle menselijke zwakheden zijn die van vandaag. Wat ook opvalt is het verschil: het gemak waarmee dodelijke straffen, martelingen ook, worden uitgedeeld. Volesus liet op één dag driehonderd man onthoofden en hij liep trots langs de lijken alsof hij iets groots had verricht. Dat kennen we nu bij criminele organisaties, maar niet bij onze koningen. Wat Nummer 45 allemaal doet in de V.S. of Bolsanaro of Poetin kunnen we vermoeden, maar het wordt verborgen gehouden. Seneca is zich zeer bewust van het feit dat er slechte mensen zijn en dat ieder van ons slechte eigenschappen heeft en dat advocaten soms schandelijker zijn dan de processen.

Seneca denkt in Woede III haar te beteugelen door duidelijk te maken hoe schadelijk zij is. Woede en wreedheid! Wat de Romeinen zich veroorloofden tegenover slaven is schrikbarend. Het advies is: laat onrecht van je afglijden. Als een zwakke tegenstander je heeft gekwetst, moet je hem sparen. Als een machtig iemand je heeft gekwetst, moet je jezelf sparen.

Remco Ekkers

Seneca – Woede & Clementie. Vertaling Piet Schrijvers. Historische Uitgeverij, Groningen. 210 blz. € 24,50.