Zonder scrupules

In De Hollandse droom, de vierde roman van Martijn Simons zijn twee totaal verschillende gezinnen aan elkaar uitgeleverd. De tragische hoofdpersoon is de pater familias van het gezin Keller. Rudolf Keller is al decennia rechter en nu dient zich de mogelijkheid aan om voor de PvdA een ministeriële functie op zich te nemen. Daar heeft hij wel oren naar: eindelijk echt een bijdrage leveren aan de maatschappij, eindelijk echt goed doen. Hij wil maar wat graag de schandvlek van zijn vader wegpoetsen, de vader die hij nooit gekend heeft en die in de oorlog een dubieuze rol lijkt te hebben gespeeld, als kampbewaker in kamp Amersfoort.

Maar niet alleen Rudolf worstelt met een afwezige vader. De Vatersuche speelt ook bij dochter Evi en zoon Bram. Bram is in een constante competitiestrijd met zijn vader verwikkeld. Vooral om de aandacht van de mater familias, de eigenzinnige kunstenares Marloes. Bram en Marloes hebben aan een half woord genoeg, Marloes verafgoodt haar zoon, Bram draagt zijn moeder op handen. Rudolf verafschuwt de innige relatie die zij met elkaar hebben. Dochter Evi is gestopt met studeren, is een succesvol dj, maar voelt zich niet gezien door haar ouders. Ze raakt in een psychose door drugsgebruik en oververmoeidheid en drijft steeds verder van haar vader af, terwijl haar vader haar krampachtig probeert te helpen.

Het andere gezin is het Marokkaans-Nederlandse gezin dat in dezelfde buurt woont. De vader overlijdt als de kinderen nog jong zijn. Houda is het beste vriendinnetje van Evi en Bram hangt op het pleintje met Mustafa. Hun nauwe relatie met de familie Keller komt plotsklaps tot een einde (en spoilergewijs blijft het hoe en waarom hier onvermeld).

De roman is op klassieke leest geschoeid: Rudolf Keller komt uiteindelijk door zijn eigen hoogmoed ten val. Vanwege de vele rafelrandjes die hij in zich herbergt, fascineert hij vanaf de eerste pagina. Zo onkreukbaar als hij zich in de buitenwereld presenteert met zijn geloof in de maakbare samenleving, zo manipulatief is hij op de vierkante meter, in zijn eigen leefomgeving. Daar laat hij zien dat hij zonder scrupules bokst voor zichzelf en zijn gezin ten koste van anderen. Het is lastig om de foute erfenis van je vader uit te wissen als je zelf geen zuiver moreel kompas blijkt te hebben.

Simons bouwt zijn plotgedreven roman gelaagd op: om en om horen we de stemmen van Rudolf, Evi en Houda. In de proloog en de epiloog krijgt Evi, het personage met de subtielste voelsprieten het woord. Niet alleen qua omvang heeft het werk veel weg van The great American novel, ook qua reikwijdte. Simons roept de tijdgeest van ons eerste decennium op, met de vraagstukken van die tijd, het schimmige politieke spel en de ethische dilemma’s. De roman past naadloos in het rijtje van romans als Het diner, Bonita Avenue, Otmars zonen, Zwarte schuur. Niet alleen door de omvang, maar ook door de ambitie om een rijkgeschakeerd psychologisch beeld te schetsen van een man in een midlifecrisis. Maar waar de hoofdpersonen bij Oek de Jong en Peter Buwalda als mensen aanvoelen, wordt Keller nét niet genoeg een man van vlees en bloed. In zijn tweede roman Ik heet Julius liet Simons zien over een gevoelig pennetje te beschikken met treffende psychologiseringen. Een volgende roman kan aan kracht winnen als Simons terugkeert naar die krachtige typeringen en snoeit in zijn beschrijvingen (meer show dan tell graag). Maar De Hollandse droom is gewoon een goed verhaal, rijkgeschakeerd qua leefwerelden en vol universele dilemma’s, familietragiek, benepen politieke spelletjes en actuele vraagstukken over onze multiculturele samenleving.

Miriam Piters

Martijn Simons – De Hollandse droom. Uitgeverij Lebowski, Amsterdam. 432 blz. € 21.99.