De ontdekking van Krzjizjanovski

Na de Oktoberrevolutie van 1917 namen de nieuwe Sovjetmachthebbers burgers die voordien een geprivilegieerde positie genoten niet alleen hun materiële rijkdommen af, maar ook hun sociale status. Begrijpelijk omdat nu het proletariaat aan de beurt was? Ten eerste kwam het proletariaat helemaal niet aan de beurt en ten tweede ontnam de Partij elke groep haar sociale status die er om wat voor reden dan ook van verdacht niet onvoorwaardelijk loyaal te zijn aan de alleenheerschappij van de Partij. Zoals Russen met een Pools-etnische achtergrond, proletariërs incluis, waarvan de Sovjet-Unie miljoenen telde.

Een daarvan was Sigizmund Krzjizjanovski (Kiev 1887 – Moskou 1950). In zijn Moskouse kamertje – hem was zes vierkante meter toebedeeld – schreef hij toneelstukken, essays en zo’n honderdvijftig novellen en verhalen. Die bij zijn leven niet verder kwamen dan de censor. Hoewel een deel van de manuscripten in de jaren 1970 in het staatsarchief werd ontdekt, blies pas de wind van Gorbatsjovs Perestrojka de bezwaren van de censor weg. In 1989 kon eindelijk een begin worden gemaakt met het uitgeven van zijn werk.

In Nederland verschenen in 2016 en 2017 twee novellen van Krzjizjanovski in vertaling. Nu publiceert Uitgeverij Vleugels een bundel van zeven verhalen, Autobiografie van een lijk en andere verhalen, geschreven tussen 1925 en 1939. De vertalers voorzagen ze van verklarende noten en schreven ook een nawoord.

Gedurende de jaren 1920 was er een sterke drang tot literaire vernieuwing in de Sovjet-Unie, denk aan schrijvers als Majakovski, Babel, Charms, Chlebnikov en Platonov. Surrealisme en absurdisme bleken geëigende middelen om de essentie van de nieuwe werkelijkheid te benaderen. Krzjizjanovski kan ook beschouwd worden als surrealist annex absurdist, maar dan wel eentje met een heel eigen geluid, dat (ook) beïnvloed lijkt door Edgar Allen Poe.

In het titelverhaal, eerder novelle dan verhaal, krijgt Sjtamm, een journalist die zijn geluk beproeft in Moskou, een manuscript toegespeeld van de man die voor hem zijn kamertje bewoonde, daar een einde aan zijn leven maakte en met een autobiografische tekst in de ik van de nieuwe bewoner hoopt binnen te dringen.

In ‘De weggelopen vingers’ gaan de vingers van de rechterhand van een succesvolle concertpianist er tijdens een recital vandoor, om pas terug te keren na barre omzwervingen. Vuil, verstijfd en verruwd zijn ze niet meer in staat tot razendsnelle loopjes over de toetsen. Teleurgesteld door het pianospel verlaten de kenners stilletjes de zaal. Het is verleidelijk om in dit absurdistische verhaal als verholen kritiek op het sociaal-realisme op te vatten, dat een hardhandig einde maakte aan de artistieke vernieuwingspogingen van de jaren 1920.

‘Gele steenkool’, uit 1939, zou anno nu geschreven kunnen zijn. Een wetenschapper slaagt erin een methode te ontwikkelen om van nijd een energiebron te maken, gele steenkool, naar de kleur van gal. Gedrang in een volle tram blijkt genoeg energie te leveren om het ding op hol te doen slaan. Huizen kunnen ermee verwarmd worden en elektriciteit mee opgewekt. Nijd te over immers. De huidige lezer zal meteen denken: geweldig idee! Geen betere toepassing van deze “Oderint” (laat ze haten) dan in de wereld van social media, om alle gal die daar wordt gespuwd om te zetten in energie waar ongetwijfeld de hele digitale machinerie op kan draaien!

Ideeënrijkdom, verrassende wendingen, vermijding van expliciete referenties aan de werkelijkheid van de sovjet-dictatuur en een fijnzinnige stijl die het experiment niet schuwt, kenmerken de verhalen. Hopelijk vormt Autobiografie van een lijk de opmaat voor meer vertalingen van Krzjizjanovski’s bijzondere werk.

Hans van der Heijde

Sigizmund Krzjizjanovski – Autobiografie van een lijk en andere verhalen. Vertaling en nawoord: Annelies de hertogh en Else de Roon Hertoge. Vleugels, Bleiswijk. 126 blz. € 23,95.

Lees ook deze recensie van Autobiografie van een lijk en andere verhalen.