Als mijn broertje en ik met dichtgeknepen ogen luidkeels een liedje zongen na het eten, wilde er als door een mirakel wel eens een griesmeelpudding op tafel verschijnen. En als de punten verdeeld waren, begon de strijd. Spiedend naar malkanders puddingbordje werden de hapjes steeds kleiner, het repertoire aan afleidingsmanoeuvres steeds vindingrijker. Om tenslotte, na een moment van zwakte bij de opponent, dronken van de triomf het laatste hapje in de lucht te kunnen houden, bokaal van te verwezenlijken genot.