Succesverhalen X

Het zal niemand verrassen dat het autobiografische relaas van Arjen Lubach, al dan niet na een gewiekste promotietruc over het naderende einde van zijn tv-programma Zondag met Lubach, binnen twee weken op de bovenste plaats van de Bestsellerlijst is beland. Is de succesvolle alleskunner in dit boek net zo op dreef als in zijn werk voor televisie en theater, of is deze mooischrijverij het zoveelste voorbeeld van een BN’er wiens alledaagse besognes en amateurfilosofie de boekhandels bestormen?

Van de hak op de tak

In vergelijking met de oud-voetballers, soapsterren en dieetgoeroes die als een malle boeken uitbrengen over hun succesverhalen, heeft Arjen Lubach alvast een handvol streepjes voor: hij schreef (in een ‘ver verleden’ voor Zondag met Lubach) al eens vier boeken, romans zelfs, die zeker niet onaardig waren en nog altijd gretig aftrek vinden bij diverse lezers. De Tzum-prijs voor de mooiste zin zal hij niet snel winnen, maar Lubach weet zonder twijfel hoe een pakkend verhaal te vertellen, een goede zin te formuleren en op de juiste plek een grap in te voegen. Stoorzender is dan ook sowieso een vermakelijk en onderhoudend boek om te lezen.

Voorafgaand aan het lezen van dit ‘verslag van twee jaar uit zijn bewogen bestaan’ was ik benieuwd welke insteek Lubach voor dit boek zou kiezen. Hij is al een geruim aantal jaren een geliefd gezicht in de media en nooit te beroerd zich te uiten over een onderwerp dat hem aan het hart ligt, al is hij de laatste jaren – zoals de grote sterren – terughoudender in het geven van interviews en mediaoptredens, een keuze die hij meermaals aankaart en toelicht in dit boek, alsof hij zich er voor wil verontschuldigen. Wie eerder werk van Lubach heeft gelezen en vorig jaar zijn geslaagde theatershow bezocht (zoals ondergetekende), weet al het nodige over het leven en de mens die elke zondagavond met slimme satire op de lachspieren van (intellectueel progressief) Nederland werkt. Dat is dan ook een eerste punt van kritiek op dit populaire boek: voor de ‘Lubach-fan’ of -volger bevat Stoorzender jammer genoeg weinig nieuws.

Aan de basis van het autobiografische relaas ligt een slimme opzet: vanuit zes zeer diverse plekken (Los Angeles, Vlieland, New York, Friesland, Zweden, Amsterdam) doet de kosmopolitische Lubach verslag van zijn alledaagse bezigheden, die meestal neerkomen op creatieve schrijfwerkzaamheden of de uitvloeisels daarvan in allerlei vormen. Elk hoofdstuk heeft een eigen thema, waarmee Lubach allerlei anekdotes en overpeinzingen verbindt van langer en korter geleden. In Los Angeles probeert hij vergeefs door te breken als maker van dancemuziek en beschouwt hij zijn tomeloze ambitie, creatie- en experimenteerdrang, op Vlieland legt hij de basis voor zijn latere theatershow, in New York viert hij het succes van ZML met een tv-optreden bij Seth Meyers, in Friesland schaaft hij zijn theatershow bij en slaat het fysieke noodlot toe tijdens de drukke tournee, in Zweden rust hij uit en overdenkt hij zijn persoonlijke en familieleven, terwijl Amsterdam weer draait om (het afronden en einde van) Zondag met Lubach en de transformatie die hij als maker de afgelopen vijftien jaar onderging. Tussendoor schrijft hij steeds aan dit boek, bij wijze van kritische reflectiedrang op de stroomversnelling die zijn dagelijkse leven en creatieve werkzaamheden vormen.

Hoewel deze aanpak beslist effectief is en er een veelvoud aan thema’s en ideeën voorbijkomt in dit boek, is het eindresultaat nogal een allegaartje van de vele grote en kleine dingen die Lubach constant in meer of mindere mate bezighouden. Iedere lezer zal daar voor zichzelf iets interessants of relevants in kunnen ontdekken, maar de keerzijde van de medaille is dat er dus ook een hoop non-informatie voorbijkomt. Soms lijkt een beschreven situatie vooral te dienen om er vervolgens een grap over te maken, wat als cabaretier natuurlijk best een gerechtvaardigd procedé is, maar als schrijver minder goed werkt. Andere problematiek die juist serieuzer en complexer is, wordt weer tenietgedaan door grappen of de beperkte ruimte waarin Lubach iets uit de lade trekt, laat zien, vluchtig beschouwt en weer opbergt. Het was mogelijk beter geweest als hij zich in dit boek tot zes in plaats van zestig ideeën had beperkt, om daarmee echt de diepte en nuance op te zoeken.

Toch bevat Stoorzender voldoende smakelijke en vermakelijke passages, zoals de wijze waarop Lubach schrijft over de façade die Los Angeles vormt en de schimmige muziekwereld. Een opvallend verhaal is dat een bekende Scandinavische producer er met een demo van Lubachs track vandoor gaat en daar vervolgens een wereldhit mee scoort. Lubach besluit uiteindelijk geen rechtszaak aan te spannen, hoewel het een breekpunt is voor zijn eigen muzikale ambities en worsteling. Helaas worden de dader en hit in kwestie niet bij hun (echte) naam genoemd, waardoor het toch een wat mythisch verhaal blijft. Ook de Amerikaanse maatschappij en mediawereld moet er in het stuk over Seth Meyers aan geloven, al is ludieke beeld wat Lubach hiervan schetst natuurlijk weinig origineel. De twee delen vormen een mooi contrast met de kleinschalige gebeurtenissen in Friesland en op Vlieland, waar de nuchtere Lubach juist diegene is die (veelal onbedoeld) z’n bekende kop boven het maaiveld uitsteekt.

Met zijn bekendheid worstelt Lubach logischerwijs nog altijd, al zijn z’n gedachten daarover en vertelsels van nietszeggende ontmoetingen met uiteenlopende ‘fans’ weinig boeiend om te lezen. Dat geldt echter niet voor de passages waarin hij schrijft over de tinnitus waaraan hij lijdt, en die op de meest vervelende momenten de kop opsteekt en zijn altijd al volle hoofd volledig lamlegt. Slechts enkele malen weet hij op afgelegen plekken en in rustige tijden de luide machines in zijn hoofd tijdelijk uit te schakelen, wat voor hemzelf (en de lezer) haast ontroerende momenten zijn. Ook de beschrijving van de plotselinge hernia die hij halverwege de theatertour oploopt is een fraai staaltje van menselijke kwetsbaarheid, al weet Lubach er tegelijkertijd ook veel komische stof uit te destilleren.

Lubach intrigeert het meest als hij iets over zijn persoonlijke leven vrijgeeft, zoals in het sterke hoofdstuk dat zich afspeelt in Zweden. Centraal daarin staan de vervlogen herinneringen aan een religieus jeugdkamp in Frankrijk en zijn kalverliefde met een Zweedse jongedame, die hij online is blijven volgen, maar nooit meer heeft ontmoet. Deze lijn wordt afgewisseld met een vakantie in de Zweedse natuur in het heden, waarop Lubach vergezeld wordt door zijn vriendin (wiens naam, ondanks haar status als bekendere schrijvende Nederlander, nooit genoemd wordt, in tegenstelling tot zijn vrienden als Janine Abbring en Tex de Wit) en haar kinderen. Lubach schrijft niet alleen open over het huidige geluk dat hij in hun gezelschap ervaart en de vreemde rol van aangenomen vader die hij tegenwoordig liefdevol vervult, maar ook over hoe hij een toekomst als deze nooit voor zich zag in zijn jongere jaren en eerdere relaties. Het zijn mooie passages waarin de gevoelsmens Arjen Lubach even de kop opsteekt, voordat hij zich weer achter het veilige masker van de satire verschuilt.

Die gevoeligheid speelt ook mee als het gaat om de waardering en kritiek die Lubach al zijn hele carrière ten deel valt, en waar hij opvallend veel woorden aan vuilmaakt. Hij kan het niet laten de haatberichten op Twitter te lezen en deze op rationele basis te weerleggen, of het vertekende, willekeurige beeld dat sommige mensen van hem hebben bij te stellen. Deels doet hij dit door nogmaals zijn stokpaardjes te berijden (populisme, religie, vegetarisme) en hier met de ZML-formule van feiten, humor en vragen gehakt van te maken of er juist een lans voor te breken. Sterker is het wanneer hij zijn eigen wispelturige gedrag onder de loep neemt en vooral de onzekerheid, die aan alles wat hij doet en probeert ten grondslag ligt, beschrijft. Ondanks alle gevierde successen blijft Lubach iemand die hunkert naar applaus en erkenning, en bang is dat het feest volgend jaar ineens voorbij kan zijn.

In dat licht is het ergens verwonderlijk dat hij besluit om Zondag met Lubach op het hoogtepunt te laten stoppen, al begrijp je die keuze heel goed als je dit boek leest. Lubach wil door, geen routine en makkelijk scoren, maar iets nieuws proberen te maken wat nog beter is. Het is een streven dat ik alleen maar kan toejuichen en waar we hopelijk de komende jaren veel plezier aan zullen beleven. Gebrek aan ideeën en talenten heeft de beste man in ieder geval niet, en mocht het tv-maken even stokken, kan hij altijd nog weer eens een roman schrijven.

Hoewel Stoorzender over het algemeen een plezierig boek is om te lezen, voelt het soms wel als de outtakes van Lubachs theaterprogramma (of zelfs een hervertelling van enkele fragmenten daaruit), waarbij sommige verhalen zeker tot zijn recht komen op het papier, maar andere de timing en visuele ondersteuning van een podium missen. Er valt meer dan genoeg te lachen, maar echt hilarisch is het boek zelden, en de levensvisie en -filosofie van Lubach en zijn kritische blik op de maatschappij zijn zeker boeiend, maar wel erg hapsnap opgeschreven. Stoorzender is voer voor de liefhebbers, maar geen eyeopener voor Lubachs critici.

Willem Goedhart

Arjen Lubach – Stoorzender. Podium, Amsterdam. 256 blz. € 20,99.