Madrid tijdens de Spaanse Burgeroorlog

Meer dan zeventig jaar heeft het geduurd. Van de eerste delen van de autobiografische trilogie La forja de un rebelde, zeg maar het levenswerk van de Spaanse schrijver Arturo Barea (1897-1957), verscheen al respectievelijk in 1947 (De smidse) en 1948 (Intermezzo in Marokko) een Nederlandse vertaling, maar daarna gebeurde er heel lang niets met zijn nalatenschap, totdat uitgeverij Schokland onlangs alsnog vrij onverwachts met een vertaling van het laatste deel voor de dag kwam: De slag.

Het is u vergeven als zijn naam niet meteen een belletje laat rinkelen. In zijn thuisland was Barea na de val van de Spaanse republiek voor de rest van zijn leven persona non grata. Gelukkig kon hij nog net op tijd uitwijken naar Frankrijk en vervolgens Engeland, of de kans is zeer groot dat hij in 1939 als linksgezinde republikein voor een vuurpeloton was geëindigd. Pas na de dood van Franco werden zijn boeken weer uitgegeven in Spanje. Daarna volgde toch nog eerherstel: de Spaanse televisie zond in 1990 een succesvolle televisieserie uit die was gebaseerd op zijn werk, en de stad Madrid noemde in 2017 een plein naar Arturo Barea. Franco draaide zich om in zijn praalgraf in de Valle de los caídos en moet bijgevolg op zijn buik hebben gelegen toen ze zijn kist in 2019 overbrachten naar een andere begraafplaats.

De slag begint medio jaren dertig. Barea, zoon van een arme wasvrouw die vroeg weduwe werd, heeft met de hulp van zijn oom en tante onderwijs kunnen genieten en is kantoorklerk geworden in Madrid. Aan zijn ongelukkige huwelijk met Aurelia probeert hij te ontsnappen in de armen van zijn minnares María, die hem ook al gauw gaat vervelen. Hij verhuist met zijn gezin naar het dorp Novés, waar zoals overal in Spanje een onderlaag van straatarme dagloners en arbeiders op gespannen voet leeft met een elite van grootgrondbezitters en lokale gezagsdragers die de steun van de clerus hebben. Don Lucas, de lokale pastoor, noemt dorpsbewoners die links stemmen onomwonden ‘vijanden van God’. In Madrid wordt het straatgeweld tussen falangisten, anarchisten, communisten enzovoort steeds driester.

De grote clash kan niet uitblijven en wanneer een groepje generaals na de linkse verkiezingsoverwinning van 1936 in opstand komt, breekt de Spaanse Burgeroorlog uit. In Madrid draait de fascistische opstand aanvankelijk uit op een mislukking, maar Franco’s troepen rukken op vanuit het zuiden en de Spaanse hoofdstad wordt omsingeld. De belegering zal nog jaren duren. Barea wordt censor: omdat hij wat Frans en Engels begrijpt, krijgt hij de taak om de nieuwsberichten na te lezen die correspondenten doorsturen naar buitenlandse kranten. Hij neemt zijn taak ter harte, maar het werk gaat hem niet gemakkelijk af:

Ik voelde me ten volle overtuigd van de volstrekte dwaasheid van het gevolgde beleid aangaande censuur en officiële berichtgeving. In mijn omgang met de journalisten stoorde ik me tegelijkertijd echter mateloos aan de cynische vanzelfsprekendheid waarmee ze onze nederlaag onvermijdelijk achtten en sensationele nieuwtjes in hun berichtgeving mee probeerden te smokkelen, zodat ik me van de weeromstuit met drieste razernij op het handhaven van de officiële richtlijnen stortte, alsof ik door hier en daar een zinnetje te schrappen een feitelijke gebeurtenis die me hartgrondig tegenstond daadwerkelijk ongedaan kon maken.

Barea twijfelde geen moment aan de noodzaak om de Spaanse republiek te verdedigen tegen Franco’s barbarij, maar een propagandatekst is De slag niet geworden. De rauwe smerigheid van de oorlog wordt niet verbloemd:

In een van de zalen van het paleis huisde een heuse horde vrouwen, kinderen en bejaarden, smerig, onverzorgd en stinkend, te midden van een chaos van op de grond gesmeten matrassen, po’s, keukengerei en bizarre meubelstukken. Een vrouw zat in een teil luiers te wassen; het smerige water klotste over de rand op een van de matrassen, waarop een oude man met losgeknoopte broek, volstrekt onverschillig, zat te roken en naar het plafond staarde.

(…)

November was koud, vochtig en mistig; de dood groezelig.
De granaat die de krantenverkoopster vermoordde op de hoek van de Telefónica, smeet een van haar benen midden op straat, ver van het lijf. November dook op het been, besmeurde het met zijn slijk en veranderde het van een vrouwenbeen in een vunzige bedelaarsstomp.

Bovenal probeert Barea een fatsoenlijk mens te blijven in de chaos en ellende van de oorlog. Bewonderenswaardig is zijn afkeer van sadistische schoften die ‘roven, verwoesten en moorden uit puur genot’, ongeacht aan welke kant ze vechten, en zijn diepe bewondering gaat naar iedereen die zich onbaatzuchtig inzet voor zijn medemens, ook als het een pastoor betreft met wie hij verder over zowat alles van mening verschilt. Radicale opvattingen zijn hem vreemd, hij bleef altijd een democratisch gezinde socialist zonder partijkaart.

Maar Barea’s verhaal komt vooral tot leven door de persoonlijke besognes waar hij zonder enige gêne of opsmuk verslag van doet. Want oorlog of niet, het leven gaat door, en Barea’s mislukte huwelijk is helemaal ten dode opgeschreven wanneer hij kennismaakt met de Oostenrijkse socialiste Ilsa, die als vrijwilliger voor de persdienst komt werken. Maar de oorlog heeft geen tijd voor romantiek. De chaos en vooral de onderlinge rivaliteit van de Spaanse republiek, die ook wordt beschreven in George Orwells Saluut aan Catalonië, zal Franco uiteindelijk de overwinning brengen. En ook al dachten andere Europese landen dat de brand niet zou overslaan als ze zich afzijdig hielden van het conflict, de geschiedenis leert dat ze ijdele hoop koesterden. ‘Wat zich in Spanje afspeelde was een helder voorspel van de koers die Europa en mogelijk ook de rest van de wereld in de toekomst zou inslaan,’ schreef Barea daarover.

Uiteindelijk is De slag een ooggetuigenverslag van een man die zonder zijn eigen tekortkomingen te negeren een pacifistisch pleidooi voor menselijke waardigheid houdt. Bij momenten doet het denken aan het motto ‘schop de mensen tot zij een geweten krijgen’, waarmee Louis-Paul Boon eigenlijk dezelfde morele verontwaardiging over de oorlog uitte. Er zijn passages bij Barea die net zo goed uit de pen van Boon hadden kunnen vloeien:

Mijn maag kromp samen. Hier had je iemand die ik al vrijwel sinds mijn kindertijd kende. Ik kende hem als een opgewekte, werklustige man, dol op zijn eigen kinderen en die van anderen; ongetwijfeld een tikje onbehouwen en bepaald geen groot licht, maar een oprecht en fatsoenlijk mens. En nu was hij veranderd in een moordenaar.

Orwell bewonderde Barea, Gabriel García Márquez noemde De slag ‘een van de beste boeken ooit in het Spaans geschreven’. Dat is geen gratuite blurb, maar de zuivere waarheid.

Daan Pieters

Arturo Barea – De slag – Madrid tijdens de Spaanse Burgeroorlog. Uit het Spaans vertaald door Roland Fagel en van een voorwoord voorzien door Hub Hermans.
Uitgeverij Schokland, de Bilt. 448 blz. € 27,-.