Paardenbloem als symbool van verzet

De toekomst. Waarschijnlijk zullen nog maar weinigen er louter warme gevoelens bij krijgen. Ook Emy Koopman, behalve als schrijfster sinds kort bekend van de VPRO-buitenlandserie Paradijs Canada, schetst in haar tweede roman, Het boek van alle angsten, een denkbaar dystopisch beeld van de decennia die voor ons liggen. Het begint met uiteenlopende onheilspellende ontwikkelingen en loopt dan over in een intimiderende en gewelddadige ‘nieuwe orde’.

Groeperingen die uit zijn op het ‘herstellen van de orde’, hebben uit principe geen oog voor mensen die niet zijn zoals zij. Aanpassen is een harde eis en wie daar om wat voor reden dan ook niet toe bereid of in staat is, wordt uitgestoten. Er hoeft maar iets te gebeuren of mensen met een andere huidskleur, een andere seksuele geaardheid of een opstandige houding worden over de rand geduwd. Iedereen staat dus permanent onder hoge druk.

Dat is in Koopmans boek het geval met de twee protagonisten, Fana, die van Iraanse komaf is en haar grote ambitie om astronoom te worden niet mag volgen, en Viko, een gevoelige jongen, wiens homoseksualiteit alleen oogluikend wordt toegestaan omdat hij zich tegen beter weten in heeft aangesloten bij een groepering van brullende mannen die ‘trots en eer’, maar in de praktijk haat en geweld, nastreven (‘Dominantie aan de dominanten’). Viko is een filosofisch ingestelde jongen, die door de maatschappij echter het idee opgedrongen heeft gekregen dat zachtmoedigheid een zwakte is. Hij hoopt bij de mannenclub sterker en nietsontziender te worden. Wat hem echter wel de relatie met zijn Antilliaanse vriend Elias kost.

De roman schetst eerst de jonge jaren van Fana en Viko, toen ze op school het mikpunt van pesterijen waren, maar niettemin elk op hun eigen manier konden proberen een bij hun kwaliteiten passend bestaan op te bouwen. De ‘nieuwe orde’ gooit enkele jaren later echter alles overhoop. Koopman gebruikt voor het weergeven van de nieuwe tijd veel elementen, die ook in onze jaren voorkomen: dreiging van klimaatrampen, uitstervende diersoorten, openlijk racisme, vrouwenhaat, verspreiding van neptheorieën, technologisering van de zorg, bijvoorbeeld door het gebruik van horloges die sterk lijken op de iWatch, verheerlijking van competitie, criminaliseren van armoede, het ongelimiteerd gebruiken van scans en codes, de tegenstelling tussen stad en platteland, zelfs de herkenbare verstening, groenhaat en truttigheid in de steden. Een simpele paardenbloem kan in die context zo maar een symbool van verzet worden:

Meer dan eerder was het hem opgevallen hoe smetteloos de stad was geworden. Bijna alle bomen en struiken waren verwijderd., zelfs de geharde, knoestige platanen. Alleen keurig gekapte haagligusters en de langgerekte gestaltes van coniferen werden nog geduld. […] Hij stond op het punt om om te keren, terug naar huis, toen hij vanuit zijn ooghoeken iets geels zag, direct aan de rand van de stoep. Hij was ernaartoe gelopen, knielde erbij neer.

Taraxacum vulgare, een paardenbloem. De kleine verstoorder.

Dat ‘onaangepasten’ worden verbannen naar ‘het buitengebied’ is een beproefd procédé in literatuur en wereld. In of bij miljoenensteden kennen we de getto’s, thuislanden en favela’s, in bijvoorbeeld Jesse Ball’s recente roman Het duikersspel leven de uitgestotenen hun eigen armoedige en troosteloze bestaan in verwaarloosde ‘kwadra’s’. Ver buiten de steden, waar de exclusieve welvaart en het ongedeelde welzijn wonen. In Koopmans boek komen de door het regime geaccepteerden alleen in het buitengebied als ze iets willen dat binnen hun geprivilegieerde omgeving niet gezien mag worden. Seks tussen mannen bijvoorbeeld, waarvoor Viko af en toe even de veilige stad verlaat.

Met al die lijntjes naar onze huidige maatschappij, kun je Het boek van alle angsten echt een voortbrengsel van onze tijd noemen. Wat er speelt in de toekomst van de roman is welbeschouwd wat ons vandaag de dag heel erg bezighoudt in onze oude wereld. Koopman komt niet met ongedachte nieuwe maatschappijontwikkelingen, wel met een veelheid aan variaties op wat we anno 2020 zien gebeuren of vrezen. Bijvoorbeeld dat de zorg onderdeel is of wordt van de zittende macht en dat er op grote schaal misbruik gemaakt wordt van de ontelbare data die over de bevolking verzameld is. In Het boek van alle angsten worden bijvoorbeeld persoonlijke nachtmerries verfilmd en op voor iedereen zichtbare grote schermen vertoond, gebaseerd op in vertrouwen gedane uitlatingen bij zorgverleners. Mensen, veelal vrouwen, wier ‘saldo’ onder nul zakt, bijvoorbeeld door een scheiding, worden op een veiling in een winkelcentrum verkocht aan de meestbiedende. Maar verkoop is in de context van dit boek altijd nog beter dan onverkocht blijven, aangezien anders het onwisse, schimmelige leven in het buitengebied wacht.

Koopman toont alternerend de ontwikkelingen in de levens van Fana en Viko, die overeenkomsten vertonen waar het gaat om hun grote innerlijke weerzin tegen de genadeloosheid van het gezag. Het aloude Amerikaanse adagium ‘survival of the fittest’, dat onder president Trump weer in al zijn willekeur en wreedheid is teruggekeerd, zou zo maar kunnen ontaarden in een wereld als geschetst in dit bij vlagen beklemmende boek. Het gaat om ‘speculatieve fictie’ schrijft Koopman in haar verantwoording, maar het is beslist niet verkeerd om het je eens voor te stellen.

André Keikes

Emy Koopman – Het boek van alle angsten. Prometheus, Amsterdam. 336 blz. € 19,99.