Een 12.000 kilometer lange navelstreng

Toen in 2018 de debuutbundel Habitus van Radna Fabias verscheen was de literaire kritiek unaniem lovend. Recensenten buitelden over elkaar heen om hun in superlatieven gestelde besprekingen de wereld in te slingeren en de dichter moest om de haverklap bij wéér een prijsuitreiking komen opdraven. De C.Buddingh’-prijs, de Awaterpoëzieprijs, de Herman de Coninckprijs voor Poëzie en de Grote Poëzieprijs, allemaal vielen ze Habitus ten deel. Je kunt slechter debuteren. We zijn inmiddels dik tweeënhalf jaar verder. Het stof is neergedaald en dat lijkt me een mooi moment om eens te kijken of de kwaliteit de storm heeft overleefd. Spoiler alert: ja, dat heeft ie.

De bundel bestaat uit drie afdelingen. De eerste, ‘uitzicht met kokosnoot’, leidt de lezer rond op twee verschillende versies van Curaçao. Allereerst is daar het harde, rauwe bestaan aan de onderkant van de samenleving. Dat is het echte Curaçao. Daar tegenover staat de valse schijn van glamour in een tropisch toeristenparadijs. Het zes bladzijden lange openingsgedicht ‘wat ik verstopte’ gaat over alles wat die toeristen niet mogen zien. Een fragment:

de loslopende geiten
de kraaiende hanen
de aan bomen geketende honden
de overreden zwerfhonden
de onder olie lekkende auto’s slapende zwerfhonden

de kogels die klinken als vuurwerk

het vuurwerk tegen boze geesten
de kogels tegen boze mensen
de kogels van boze mensen
de kranten vol bloed
de zware, ronkende motoren van de even zware jongens
de oude vrouwen langs de wegen
ze verkopen staatsloten
ze verkopen hoop
langs de wegen
langs de gaten in de wegen
in het stof
de straatjongens op de te kleine fietsen
            hoe ze op de fiets om net menstruerende meisjes dansen
de moeders die daarvoor waarschuwen

Ik zei het al, het is natuurlijk maar een fragment. Het gedicht moet het, behalve van de krachtige voorbeelden en de onverbiddelijke taal, vooral ook hebben van de bladzijdenlange opsomming, waarin nog veel meer langs komt. Te grote en te dure velgen onder auto’s, alcoholisme, te strakke leggings, tondeuses, ontkroezers, scheermessen, gesegregeerde supermarkten en scholen, gokken, angst. Maar ook: ‘altijd lachen naar toeristen / dat heet opvoeding’.

Maar de lezer begrijpt dat die opvoeding vooral is ingegeven door de hoop op een paar centen. Het gedicht toont een wereld waarvan wij misschien, diep weggestopt in ons onderbewuste, wel weet hebben. Maar omdat we er in het gunstigste geval soms heel even kort bij stilstaan, lijkt het geen blijvend probleem. Maar juist door zijn lengte drukt het gedicht de lezer met de neus op de feiten: het is wél uitzichtloos, het gaat níet weg als je de andere kant op kijkt.

De andere kant van het eiland, de bedrieglijke kant, komt onder andere naar voren in de vijf gedichten die ‘reisgids’ heten. Het zijn gedichten die de potentiële reiziger moeten stimuleren om het spel mee te spelen. ‘u moet / een beetje doen alsof’ zijn de laatste woorden van ‘reisgids II’. Maar de vijf gedichten nemen gaandeweg steeds minder een blad voor de mond. Het gedicht ‘reisgids III’ luidt:

u kunt de kerken bezoeken die feitelijk dezelfde zijn als de kerken die u al kende
maar dan bontgekleurd
om af te leiden
van de schaamte en het bloed

op de muren

u kunt, als u daar toch al bent,
het zand in een relatief oude synagoge bekijken
alsof het hele eiland er niet door omringd is misschien zelfs
ervan gemaakt is
doen alsof
ook het jodendom u iets kan schelen

De reiziger die na zo’n aanbeveling nog geniet van kerk- of synagogebezoek, heeft waarschijnlijk niet goed gelezen. Net als dat eerste gedicht ‘wat ik verstopte’ schuren deze teksten met het beeld dat vakantiegangers daadwerkelijk op de verschillende booking-sites op internet tegenkomen. Want, aldus ‘reisgids IV’ ‘voor een paar gulden kunt u ook / de fictie van de caribische zorgeloosheid kopen’. In ‘reisgids V’ tenslotte, komt de toerist bij de zo gewenste jachthaven en de golfresorts. En meer heeft een mens niet nodig, nietwaar? Het gedicht eindigt met:

voor de allerrijksten is er ook de leugen
dat dat genoeg is
die leugen moet u blijven kopen
het raakt snel op het vult nooit echt
maar omgerekend naar uw valuta is dat geen geld

Ook de andere twee afdelingen confronteren de lezer met zijn eigen privilege der onwetendheid. De tweede afdeling heet ‘rib’ en gaat over de vrouw (de rib uit Adams lijf). De gedichten vertellen over rituelen en schoonheid, over ongemak en onmacht, maar ook over kracht. Alleen niet over de liefde, die slechts wordt aangeduid als ‘het geval’, iets waar je niet over praat. De dichtregel ‘1 korinthiërs 13, natuurlijk’ zet de niet zo goede verstaander nog vlug even op het juiste spoor. Dat is immers de Bijbeltekst die je als een eenduidige ode aan de liefde mag lezen.

De derde afdeling heet ‘aantoonbaar geleverde inspanning’ en die zou je het thema ‘inburgering’ mee kunnen geven. Maar dan moet je dat begrip wel heel ruim nemen. ‘Aanpassing’ is misschien beter, maar ook niet helemaal goed. Een van de mooiste gedichten uit deze afdeling vind ik ‘je hoort verhalen’ waarin het over oordelen en vooroordelen gaat. De eerste strofe somt alvast maar enkele van die vooroordelen op: ‘ze komen de vrouwen betasten de mannen verleiden goud oogsten hun nagels zijn zwart / van de kuilen die ze voor anderen graven ze drinken’. In de volgende twee strofen komt, naast drankzucht, nog een andere bijzondere ‘bovenmenselijke’ eigenschap naar voren. Ze hebben een taaie navelstreng van 12.000 kilometer die nooit losgeknipt is en waardoor ze niet echt loskomen van het land van herkomst. Slechts de moedigste onder hun kinderen durven koorddansend langs die navelstreng weer terug naar huis. Waarna de laatste strofe in slechts vijf woorden verzucht: ‘slechts een enkeling komt thuis’.

Deze strofe is natuurlijk prachtig ambigu. Want hoewel de andere gedichten in deze afdeling veelal over inburgering en vernedering gaan, kijkt ‘je hoort verhalen’ door zijn oogharen ook eeuwen terug. Wie spanden er toen hun navelstrengen 12.000 kilometer over de oceaan naar de Caraïben? Wie kwamen er toen vrouwen betasten, mannen verleiden en goud oogsten? Tja.

Jan de Jong

Radna Fabias – Habitus. De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen. 112 blz. € 20,00.

Deze recensie stond eerder in Levende Talen Magazine 2020-6