Wie was mijn moeder?

‘Mijn moeder en ik zullen elkaar een halve eeuw hebben gekend’, schrijft Guus Luijters in Moeders lopen nooit weg, zijn nieuwste bundeling persoonlijke mijmeringen over hoe het leven eens geweest is. Deze keer toegespitst op zijn band, of soms het gebrek er aan, met zijn moeder. Die zin, over een halve eeuw gezamenlijk optrekken met zijn moeder, geeft prachtig weer hoe hij, als een antropoloog, in staat is afstand te nemen. Zelfs van een voor iedereen zo belangrijke persoon als je moeder. Ook zij blijkt immers een mens te zijn geweest, met humeuren, behoeftes en soms zelfs wat kwaadsappigheid.

Moet je maar aannemen dat je moeder zonder terughoudendheid en onvoorwaardelijk van je houdt of gehouden heeft? Als kind kun je niet anders, je hebt geen vergelijkingsmateriaal en je bent ook volkomen afhankelijk. Maar als je ouder wordt, mag je jezelf best eens wat kritische gedachten permitteren. Guus Luijters, de meester van de rijke kleine gedachte, flikt het hem opnieuw in zijn nieuwste bundel. Hij laat niet na de goedheid, de aantrekkelijkheid en de bijzonderheid van zijn moeder te schetsen, maar vraagt zich tegelijkertijd af of dit beeld wel klopt.

Hij geeft ook eerlijk toe ‘opmerkelijk weinig’ van de kinderjaren van zijn moeder te weten. ‘Het is wonderbaarlijk hoe weinig nieuwsgierig wij naar elkaars verleden zijn’, schrijft hij, daarmee alle ruimte gevend aan de universele kant van dit verhaal. Om dan door te gaan op de dood:

‘C’est toujours les autres qui meurent,’ zei Marcel Duchamp. Het staat op zijn grafsteen en het is waar. Wat ook waar is, is dat wij met de dood van de ander weinig moeite hebben. Hoeveel we ook van iemand hebben gehouden, als hij sterft, leggen we ons daarbij neer. De dood hoort bij het leven, zeggen we, en dood gaan we allemaal, het is niet anders. Onze zak met dooddoeners is goed gevuld. Alleen voor onze eigen dood maken we een uitzondering. Ik denk dat wij er allemaal in het diepst van ons hart en tegen beter weten in op hopen dat de dood voor ons een uitzondering zal maken, ons zal overslaan, ons zal vergeten.

Luijters associeert gemakkelijk en toegankelijk rond zijn thema’s, dat is hem wel toevertrouwd. Nu is het dus zijn moeder, bij wie hij vijftig jaar de kans heeft gehad om haar uitgebreid te ondervragen, om even later vast te stellen: ‘maar ik heb het niet gedaan’. Deze houding van kinderen jegens hun vader en moeder, dus genoeg hebben aan jezelf tot het te laat is, is heel herkenbaar voor wie in leeftijd weinig verschilt met Luijters. Wat er voor in de plaats kan komen zijn kleine, korte herinneringen, aangevuld met uiteenlopende opmerkingen van anderen die iemand gekend hebben. De rest vul je dan maar aan met je hoogstpersoonlijke fictie. En zo ontstaat een denkbeeldige persoon, zoals die nooit bestaan heeft, maar wel behoorlijk lijkt op degene die je poogt te herdenken.

Luijters herinnert zich goed dat zijn moeder veel en graag zong. Hij begint er dit boek zelfs mee. ‘Als ze in de keuken melk klopte door de koffie. Als ze een van haar vele dagelijkse afwasjes deed. Als ze stof afnam of scharretjes stond te bakken of de ramen waste.’ Was het levensvreugde, verveling of compensatie voor een gemis? Luijters gaat heerlijk zijn ontspannen gang, via sterke verhalen uit de familie, herinneringen aan buren, de gedachtenis aan zijn vader, en reconstructies van de houding van zijn ouders gedurende de crisisjaren en de oorlog.

De crisisjaren zijn aan hen voorbijgegaan, over het opkomend fascisme had mijn moeder een mening, maar ze deed er niets mee. Mijn vader werkte bij Fokker aan vliegtuigen, waarvan hij niet geweten zal hebben waar zij vlogen, en als hij het wist, maakte het hem niet uit. Mijn vader en moeder hadden elkaar en genoeg geld om leuk van te leven en dat was hun genoeg.

De titel van het boekje is daarbij gebaseerd op het kleine jongetjes-drama zijn moeder op een dag na schooltijd niet thuis aan te treffen. Tante Corrie van drie hoog deed uiteindelijk de deur open en kalmeerde kleine Guus met de woorden die het dit jaar, meer dan een halve eeuw na dato, tot boektitel schopten.

Herinneringen van oude mannen aan hun lieve moedertje kunnen gemakkelijk ontaarden in sentimenteel geklets, maar niet bij Luijters. In trefzekere zinnen, uiteraard niet vrij van enige melancholie, spint hij rond zijn moeder een web van zachtmoedige gedachten aan een tijd waarin mensen nog ware karakters waren, heel Amsterdams ook, want Luijters hoort daar thuis, maar niet minder eerlijk, al doet dat soms een beetje pijn. Was de relatie tussen zijn beide ouders wel zo goed als ze naar buiten toe speelden en gaven ze echt wel zo veel om Guusje als hij dacht en hoopte? Alles overwegende, had het allemaal echt veel slechter gekund, concludeert hij genereus.

André Keikes

Guus Luijters – Moeders lopen nooit weg. Nieuw Amsterdam, Amsterdam. 160 blz. € 20.