Toen je in het café nog mocht roken

Elf jaar geleden brak Ferdinand von Schirach (1964) door met Misdaad. De bundel verhalen, gebaseerd op zijn ervaringen als strafrechtadvocaat, stond 61 weken op de bestsellerlijst van Der Spiegel. Er volgden nog vele bestsellers en ook Von Schirachs egodocument Koffie en sigaretten, vorig jaar in het Duits en nu in Nederlandse vertaling verschenen, is weer een verkoopsucces.

De persoonlijke levensschets bestaat uit 48 korte tot zeer korte hoofdstukken die samen een beeld van Von Schirachs leven en zijn denken geven. De toon is zakelijk en precies. De schrijver heeft geen gelukkige jeugd gehad. Zijn ouders gaan uit elkaar als hij jong is, hij gaat nooit met vakantie, de hoogtepunten van het jaar zijn de adventstijd, de kerstdagen, de vossenjacht in de zomer en de grote drijfjachten in de herfst. Op zijn achtste wordt hij naar een Jezuïeteninternaat gestuurd. Bezoek van ouders is verboden. Als zijn vader sterft, is de schrijver 15. Hij gaat vanuit het internaat alleen met de trein naar de begrafenis en ’s avonds zoekt hij in de bibliotheek op hoe Heinrich von Kleist in 1811 zelfmoord heeft gepleegd, neemt een jachtgeweer en onderneemt een poging zichzelf door zijn hoofd te schieten. Een periode van depressies volgt.

Von Schirachs sobere stijl heeft een grote evocatieve kracht. In een paar zinnen ben je met de hoofdpersoon in het Londen van de jaren tachtig van Thatcher, in een bioscoop waar ook Mick Jagger zit die luidkeels eist dat de hoofdfilm nog een keer getoond wordt. In drie bladzijden word je bijgeschoold in het naoorlogse Duitse recht, het terrorisme van de RAF en overtuigd van de noodzaak om terroristen als mensen te zien. Hoewel Koffie en sigaretten een heel ander boek is dan de bekende bundels Misdaad, Schuld en Straf komen ook liefhebbers van Von Schirachs misdaadverhalen aan hun trekken. In veel hoofdstukken staat een strafrechtelijke casus of een rechtsfilosofische kwestie centraal.

De koffie en de sigaretten uit de titel komen in veel hoofdstukken voor. Zo bestelde Kleist vlak voor zijn zelfmoord nog een kop koffie en drinkt de jonge Von Schirach in Parijs vaak goedkope oploskoffie met zijn buurvrouw, een prostituee uit Senegal. Von Schirach is een tevreden roker, die zich goed kan vinden in Mark Twains uitspraak dat hij niet naar de hemel hoeft als hij daar niet mag roken. In een paar hoofdstukken wordt, als een weemoedige datering, benadrukt dat er een tijd was dat het volkomen normaal was dat er in cafés, bioscopen en rechtbanken gerookt werd.

Beslist niet weemoedig is Von Schirach als het om zijn familie gaat. Zijn grootvader is de nazi Baldur von Schirach die verantwoordelijk was voor de deportatie van de Joodse inwoners van Wenen. Zijn overgrootvader is Heinrich Hoffmann, de lijffotograaf van Hitler. Zijn grootmoeder Henriette Hoffmann-von Schirach eist na de Tweede Wereldoorlog een schilderij van Jan van der Heyden op dat tijdens de oorlog was gestolen van een Joodse familie. Ze mag het voor een spotprijs terugkopen van de geallieerden omdat ze de erfgenaam van de roofeigenaar is. Ze verkoopt het met enorme winst. In 2019 wordt het schilderij eindelijk teruggegeven aan de erfgenamen van de Oostenrijks-Joodse familie van wie het gestolen werd.

Contrasten en vergelijkingen geven reliëf aan Von Schirachs verhalen. Zo vergelijkt hij in het hoofdstuk over de roofkunst zijn grootmoeder haar schilderij met dat van zijn schoolvriend Georg. Omdat Georg in de buurt van het internaat woonde, in een 18e-eeuws kasteeltje aan het Bodenmeer, bracht Ferdinand vaak de weekenden bij Georgs ouders en grootmoeder door. De bedlegerige grootmoeder, die ze elk weekend moesten bezoeken, bezat een schilderij van haar inmiddels gestorven minnaar, een minor artist. Ze koesterde dat schilderij. Na haar dood erft Georg het. Hij zegt dat het schilderij, dat geen enkele financiële waarde heeft, zijn kostbaarste bezit is.

Marie-José Klaver

Ferdinand von Schirach – Koffie en sigaretten. Uit het Duits vertaald door Marion Hardoar. De Arbeiderspers, Amsterdam. 175 blz. € 21,50.