Spinoza opnieuw bestudeerd

Onlangs verscheen, tien jaar na Spinoza: de doornen en de roos van Herman De Dijn, een nieuw boek van hem met de prikkelende titel De andere Spinoza. De Dijn had al heel veel gepubliceerd over de zeventiende-eeuwse filosoof. Hij staat bekend als conservatief filosoof, katholiek en verdediger van rituelen, die veel waarde hecht aan de traditie, maar vanuit zijn filosofische inzichten kan hij geen geloof meer hechten aan de dogma’s, de antropomorfe verhalen over God uit de bijbel. ‘Je kunt dogma’s alleen begrijpen als je ze zingt. Buiten de context van dat ritueel heeft zo’n dogma geen betekenis.’ (Knack 13/07/2011 p.68). Dit heeft met vroomheid te maken.

Spinoza wordt vaak pantheïst genoemd, maar volgens De Dijn is hij een ‘pan-en-theïst’, dat wil zeggen alles is in God en buiten God is er niets. De Dijn gaat er uitvoerig op in.

Als de mens vrij geboren zou zijn, zou hij zich geen idee vormen van het goede of het kwade, maar hij is volgens Spinoza geboren in een natuurlijke orde, waarin hij voortdurend door andere dingen bepaald wordt en zo vormt hij zich dus onvermijdelijk een idee van goed en kwaad. Zijn lichaam verlangt bijvoorbeeld naar een teveel aan suiker en dat blijkt kwaad voor hem. Als hij zich echter vrij denkt en zich beheerst, voorbij goed en kwaad, dan hoeft hij ook niet meer te denken aan een altijd dreigende dood, maar kan hij in wijsheid het leven beleven. Je kunt je afwenden van bijvoorbeeld jaloezie omdat je beseft dat jij niet beschikt over een bepaald talent.

Omdat de eerste mens volgens de bijbel at van de boom van de kennis van goed en kwaad verloor hij zijn vrijheid en werd hij beheerst door angst voor de dood. Hij kan zich daar echter bovenuit denken en het goede doen, niet uit angst voor straf, maar uit innerlijke kracht.

Volgens Spinoza was alles wat het gewone leven biedt ijdel en nietig. In dit opzicht lijkt hij op Boeddha. Hij zocht al jong naar een goedheid die op zichzelf zich kan meedelen aan de geest en die standvastige vreugde biedt. Hij meent dat de bijbel niet alleen voor enkele uitverkorenen, maar voor de hele mensheid is geopenbaard. De taal van de bijbel is echter aangepast aan het bevattingsvermogen van iedereen. Men bereikt de massa niet door een beroep te doen op de rede, maar door opwekking van de verbeeldingskracht. De profeten en apostelen gebruikten vergelijkingen en berichtten over wonderen om het volk te overtuigen. De goede lezer interpreteert de verhalen. Men moet de bijbel niet letterlijk lezen. Jezus, de zoon van god noemen, moet je begrijpen als een metafoor.

In de geschriften van Spinoza moet men bepaalde woorden goed begrijpen. Zo betekent ‘substantie’ niet iets materieels, maar ‘de grond van alles’, het ‘eronder staande’. Spinoza bedoelt daarmee het Ene of Oneindige, dat alle Zijn in zich verenigt en bevat. Substantie=God=Natuur. Modus: alles wat zijn voorwaarde in iets anders heeft; de wereld der dingen of de geschapen natuur (natura naturata).

God (natura naturans) heeft twee eigenschappen (attributen), die wij mensen kunnen waarnemen: Denken en Uitgebreidheid. Bij mensen doet het denken zich voor als Idee; de uitgebreidheid als Lichaam. Deze zijn de twee kanten van een en hetzelfde wezen. De mens bestaat niet, zoals Descartes beweerde, uit twee gescheiden substanties: lichaam en ziel. De geest is onscheidbaar van het lichaam. (De moderne neurobiologie is het daarmee eens. Voorstellingen komen in de hersenen op en krijgen hun vorm door signalen uit het lichaam.)

De Dijn noemt zijn nieuwe boek De andere Spinoza omdat hij vindt dat de filosoof te vaak op een anachronistische manier wordt gelezen. Hij beschouwt Spinoza ‘als een denker, die diep en radicaal-nieuw reflecteert over God en godsdienst, als een filosoof, die zich afvraagt wat het goede leven en het echte geluk nog kunnen betekenen in een wereld zonder zin of doel, geproduceerd door een soort ‘blinde’ God-Natuur.’ Spinoza was weliswaar een man van de rede, maar leefde in een tijd waarin godsdienst dominant was. (In onze tijd lijkt het soms anders, maar bedenk hoezeer godsdienst in Amerika en het Midden-Oosten de politiek bepaalt. Denk ook aan de actuele discussie in Nederland over de vrijheid van meningsuiting tegenover kerkelijke verboden.)

In dit boek staat Spinoza als religieus denker centraal. In zijn Tractatus Theologico-Politicus is hij een herdenker en hervormer van het christendom. In de Ethica is hij de ontwerper van een filosofische religie voor de enkeling. Er zijn volgens Spinoza twee wegen naar het goede leven en het geluk: de brede weg voor de massa, geopenbaard in de bijbel en gepredikt in de kerken, de leer van gehoorzaamheid aan God en liefde tot de naaste. Als het goed is leidt dit tot vroomheid. De andere weg is het steile pad voor de enkeling. Die leidt uiteindelijk tot de ‘amor dei intellectualis’.

Stelling 42, vijfde deel: ‘De Gelukzaligheid is niet het loon van de Deugd, maar de Deugd (Zielskracht) zelf en wij verheugen ons niet in haar omdat wij onze lusten bedwingen, maar omgekeerd; omdat wij ons in haar verheugen, zijn wij bij machte onze lusten te beheersen.’

De Dijn bespreekt deze twee heilswegen uitvoerig. Dit is geen gemakkelijke kost. Een voorbeeld: ‘Volgens Spinoza is de ultieme werkelijkheid noch Materie (materialisme), noch Geest (idealisme), noch een combinatie van beide (dualisme). Zij is een substantie met een oneindigheid van oneindige ‘hoedanigheden’ of naturen (of perfecties), door een oneindige Waarnemer te begrijpen als evenzovele wezenlijke facetten van de ene substantiële Zaak.’ Hij verwacht van zijn lezer dat hij filosofisch kan denken, zoals ook Spinoza de uiterste concentratie vraagt, vooral in zijn mathematisch opgestelde Ethica.

Remco Ekkers

Herman De Dijn – De andere Spinoza, De twee wegen naar het ware geluk. Pelckmans, Kalmthout. 254 blz. € 24,50.