Hrabal lezen is naar Hrabal luisteren

Als je Tsjechen vraagt wie de grootste Tsjechische schrijvers zijn, dan zul je in elk geval deze twee namen horen: Karl Capek (1890 – 1938) en Bohumil Hrabal (1914 – 1997). De laatste is met twee titels vertegenwoordigd in de mooie Moldaviet-reeks van de Antwerpse uitgeverij Voetnoot van 20ste- en 21ste-eeuwse Tsjechische literatuur: Drie rabiate legendes (2007) en, onlangs verschenen als nummer 29 van die reeks, Bambini di Praga.

Veel van Hrabals immense oeuvre kon tijdens de communistisch jaren (1948- 1989) in het voormalige Tsjecho-Slowakije alleen ondergronds verschijnen, als samizdat-uitgaven. Maar in de vroege jaren 1990, kort na de Fluwelen Revolutie, werd snel voor een 19-delig verzameld werk gezorgd.

Bambini di Praga behoort tot Hrabals vroegste werk. Hij schreef het in 1947, nog voor de communistische coup van 1948, maar het kon pas verschijnen in 1964. De titel is een grap die verwijst naar het beeldje in een Praagse kerk van Kindeke Jezus, Bambino di Praga, waaraan wonderbaarlijke genezingen worden toegeschreven. Hrabals Bambini, meervoud dus, zijn vier agenten van een malafide pensioensverzekeringsmaatschappijtje, die stad en land afreizen om mensen polissen aan te smeren. Ze zoeken hun slachtoffers met zorg uit, wat niet per se betekent dat ze makkelijk te overreden, niet al te slimme lieden prefereren. Zo kiezen ze bij wijze van meesterproef ook een drogist, omdat nog nooit een agent erin geslaagd is een specimen uit die beroepsgroep lichter te maken. In een hilarische scène laat de drogist zien hoe hij een rattenverdelgingsmiddel van eigen receptuur bereidt, een proces dat gepaard gaat met zoveel helse stank dat de hele buurt in rep en roer raakt.

De slager Hyrman wordt met een bezoek vereerd, niet alleen omdat ze zeker weten dat hij gaat tekenen, maar ook om zich door zijn wulpse vrouw te laten fêteren. En de vilder en huidenverkoper Nulicek omdat hij zijn hele huis van buiten en van binnen, met surrealistische voorstellingen beschildert, omdat hij geen zin heeft om alleen met geiten villen zijn leven te vullen.

Bij alle komedie is er ook altijd tragiek. Tragiek van de kleine man, voor wie het lot zelden iets goeds in petto heeft. Zo durft slager Hyrman, verteerd door jaloezie, zijn vrouw niet een tel uit het oog te verliezen, want er kan geen man de slagerij binnenkomen of ze gunt hem een royale inkijk in haar decolleté en onder het toewerpen van een wulpse blik volgt op haar vraag wat de klant het lekkerste vindt steevast: nou ja, behalve dát dan. Hyrman blijkt ondanks zijn reusachtige, sterke lijf machteloos tegenover zijn vrouw. Hij viert zijn frustratie bot op varkenskoppen, die hij op het hakblok met één houw klieft.

Bambini di Praga is een raamvertelling over kleine luyden. Die, als je maar goed genoeg kijkt, allemaal hun merkwaardigheden hebben en allemaal bijzondere, lachwekkende én ontroerende eigenschappen hebben ontwikkeld om zich door het leven heen te worstelen. Kortom, ze zijn allemaal tragikomisch. Maar alleen een goed schrijver weet daar tragikomische literatuur van te maken. Hrabal schiep daarvoor een geheel eigen stijl, een parlandostijl, die al herkenbaar is in dit vroege werk en die zich kenmerkt door zinnen die lang zijn zonder gecompliceerd te worden. Overigens ontbreekt in later werk, als markering van het einde van een zin, de punt soms helemaal en is het hele boek één lange zin. Werkt dat? Jazeker! Hrabal lezen is als gebiologeerd luisteren naar een begenadigd verteller die in zijn stamkroeg prachtige verhalen opdist.

Kees Mercks vertaalde Bambini di Praga. Mercks is verslingerd geraakt aan Hrabal, want hij heeft inmiddels zo’n twintig titels van Hrabal vertaald. Daar moeten we hem dankbaar voor zijn, maar niet zonder hem aan te moedigen ermee door te gaan, want er is meer, veel meer.

Hans van der Heijde

Bohumil Hrabal – Bambini di Praga. Moldaviet-reeks nr. 29. Vertaling Kees Mercks. Voetnoot, Antwerpen. 155 blz. € 15,00.