Een pleidooi voor menselijkheid

‘De clochard heeft me een hand gegeven. (Ik heb er onder de koffie nog lang aan geroken.)’ In 2004 was het thema van de boekenweek ‘Gare du Nord’. Ter gelegenheid daarvan schreef de in Parijs wonende Adriaan van Dis het Boekenweekessay Onder het zink, waarin hij de lichtstad beschreef aan de hand van zijn wandelingen. Het boekje lijkt een voorstudie te zijn geweest van De wandelaar. Plekken en bedelaars zien we terugkomen en ook de hoofdpersoon Mulder lijkt wel heel erg op de schrijver van het essay.

Mulder komt op een dag in het bezit van een hond. Bij een uitslaande brand waarbij veel slachtoffers vallen, staat hij gewoon te kijken wanneer plotseling een beroete hond uit het brandende huis op hem afloopt en vervolgens met hem meegaat. Als Mulder door de politie naar zijn naam wordt gevraagd, zegt hij dat hij Nicolas Martin heet, de naam van een verzetsheld die hij kent van een monument. De hond en de andere naam maken van Mulder een andere persoon.

In de dagen na de brand is Mulder niet meer de zonderlinge estheet die enigszins mensenschuw door Parijs loopt. De hond lijkt de baas te zijn geworden over zijn route en laat hem uiteenlopende figuren ontmoeten: oude mannen en vrouwen uit zijn buurt, bedelaars, vuilnismannen en vluchtelingen. Hij wordt overal als monsieur Martin op een warm welkom onthaald. Weg is zijn anonieme bestaan. Niet altijd tot genoegen van Mulder.

Een paar dagen geleden zou hij aan die mensen zijn voorbijgegaan, maar sinds de hond schudde hij vele vieze handen.

Het is vrij gemakkelijk om de draak te steken met het ietwat nuffige gedrag van Mulder, die bang is voor vuil, totdat je je gaat afvragen hoe vaak jij de hand van een bedelaar hebt geschud. Van Dis stelt in De wandelaar heel nadrukkelijk de vraag in hoeverre iemand zich afzijdig kan houden van de maatschappij.

Als monsieur Martin besluit Mulder over te gaan tot handelen. Dat doet hij financieel door een arme vrouw het geld te geven om de overblijfselen van haar bij de brand omgekomen man naar zijn land van herkomst te brengen, door vervalste paspoorten te regelen voor een vluchteling en door aandacht te schenken aan een meisje dat met vreselijke brandwonden eenzaam in een ziekenhuisbed ligt.

Nicolas Martin maakte hem zichtbaar. De hond maakte hem zichtbaar.

Door de mensen die Mulder op zijn pad tegenkomt, wordt Mulder ook gedwongen na te denken over zijn opvattingen. In vriendschappelijke gesprekken met een sociaal bewogen priester probeert hij zijn nieuwe a-religieuze élan onder woorden te brengen:

Ik geloof niet in plannen van boven. De mens is zijn eigen plan. Ik geloof in de mens die er per ongeluk is en er het beste van probeert te maken.

Deze roman is dan ook vooral te lezen als een oproep tot medemenselijkheid, een oproep om je echt te bekommeren om anderen. Dat is verschrikkelijk politiek correct natuurlijk, maar in een literaire wereld vol cynische hoofdpersonen is die boodschap ook wel een verademing.

Coen Peppelenbos

Adriaan van Dis – De wandelaar. Augustus, Amsterdam. 224 blz. € 17,90.

Deze recensie verscheen eerder in de Leeuwarder Courant op 19 januari 2014.